This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Inloop
-Pak je laptop
Slide 1 - Slide
Les 7
H4,3: De Eurozone
Slide 2 - Slide
Lesplanning
Leerdoel:
Terugblik: Europese Unie (5min)
Voorkennis: (5min)
Instructie: De eurozone (10min)
Begeleid inoefenen: Voorbeelden (5min)
Zelfstandig oefenen: Vraag 1 t/m 17 (15min)
Huiswerk: Vraag 1 t/m 17
Evaluatie: (5min)
Slide 3 - Slide
Leerdoelen
1. Ik kan uitleggen wat de EMU is
2. Ik kan met wisselkoers berekenen
Slide 4 - Slide
Terugblik
Kijk naar de volgende voorbeelden. Is het vrij verkeer van goederen en diensten, vrij verkeer van personen of vrij verkeer van kapitaal.
Slide 5 - Slide
A
Vrij verkeer van goederen en diensten
B
Vrij verkeer van personen
C
Vrij verkeer van kapitaal
Slide 6 - Quiz
A
Vrij verkeer van goederen en diensten
B
Vrij verkeer van personen
C
Vrij verkeer van kapitaal
Slide 7 - Quiz
A
Vrij verkeer van goederen en diensten
B
Vrij verkeer van personen
C
Vrij verkeer van kapitaal
Slide 8 - Quiz
Voorkennis
We gaan een quiz doen om te kijken wat we al weten van de EU en EMU
Slide 9 - Slide
Wanneer werd de euro als fysieke munt geïntroduceerd?
Weetje: De euro werd in 1999 ingevoerd als virtuele munt, maar pas in 2002 als fysiek geld.
A
1999
B
2002
C
2005
D
2010
Slide 10 - Quiz
In hoeveel landen wordt de euro gebruikt?
Weetje: De euro is de officiële munt in 19 van de 27 EU-landen (de eurozone).
A
19
B
27
C
21
D
25
Slide 11 - Quiz
Wat is het symbool van de euro?
Weetje: Het euroteken (€) is geïnspireerd op de Griekse letter epsilon en symboliseert de Europese identiteit.
A
£
B
$
C
€
D
¥
Slide 12 - Quiz
Welke instantie beheert de euro?
Weetje: De Europese Centrale Bank (ECB), gevestigd in Frankfurt, bewaakt de stabiliteit van de euro.
A
Europese Commissie
B
Europese Centrale Bank
C
Wereldbank
D
Internationaal Monetair Fonds
Slide 13 - Quiz
Welke landen in de EU gebruiken de euro niet?
Weetje: Sommige landen kiezen ervoor hun eigen munt te behouden of voldoen nog niet aan de voorwaarden.
A
Zweden, Denemarken, Hongarije
B
Spanje, Italië, Oostenrijk
C
België, Nederland, Duitsland
D
Finland, Slovenië, Kroatië
Slide 14 - Quiz
Hoeveel biljetten zijn er in de euroreeks?
Weetje: Er zijn zeven verschillende biljetten (€5, €10, €20, €50, €100, €200, en €500).
A
5
B
6
C
7
D
8
Slide 15 - Quiz
Wat is een belangrijk voordeel van de euro?
Weetje: De euro elimineert valutakosten en maakt reizen en handel binnen de EU eenvoudiger.
A
Het maakt internationale handel eenvoudiger
B
Het verlaagt de belastingen in alle landen
C
Het vervangt lokale banken
D
Het maakt landen onafhankelijker
Slide 16 - Quiz
Instructie (1/1)
Als je iets in het buitenland gaat kopen moet je vaak met een andere valuta betalen. Deze valuta heeft een andere waarde dan de euro. Dat noem je de wisselkoers.
Als je een product koop moet je dan de prijs omrekenen
Soms heb je ook transactiekosten als je iets koop
Transactiekosten = Kosten die je moet betalen elke keer dat je iets giraal koop
Slide 17 - Slide
Begeleid inoefenen
Stel, je bent in Engeland op vakantie en je
ziet de nieuwe Dr. Martens.
De wisselkoers: £1 = €1,20
Transactie kosten = €5
Hoeveel euro kost deze laarzen?
Slide 18 - Slide
Zelfstandig oefenen
Maak nu vraag 1 t/m 17 op blz 20 en 21 van hoofdstuk 4 paragraaf 4
Online: Opdracht 1 t/m 3
Klaar? Dan mag je een boek lezen of rustig op je laptop
gamen
timer
15:00
Slide 19 - Slide
Huiswerk
Vraag 1 t/m 17 op blz 20 en 21 van hoofdstuk 4 paragraaf 4