Eco jaar 3: afschrijvingen, omzet naar netto resultaat, verkoopprijs, consumentenprijs

1 / 21
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Doel
Herhalen rekenonderdelen

Slide 2 - Slide

Planning
- Afschrijvingen
- Omzet naar nettoresultaat
- Verkoopprijs
- Consumentenprijs
- Terug naar inkoopprijs

Slide 3 - Slide

Wat houdt afschrijven in?
timer
0:30

Slide 4 - Open question

Afschrijvingen
Waardevermindering

Afschrijving per jaar = (Aanschafwaarde - Restwaarde)
                                                 Aantal gebruiksjaren

Slide 5 - Slide

Afschrijvingen
Een schoenenfabriek heeft een machine aangeschaft voor €65000. De machine gaat 11 jaar mee. Na 11 jaar kan de machine worden verkocht €15000.

Hoeveel is de afschrijving per jaar?

En per maand?

Slide 6 - Slide

Welke 3 resultaten bij een bedrijf ken je?
timer
0:40

Slide 7 - Open question

Omzet naar Nettoresulaat
Omzet = Afzet x verkoopprijs

Omzet = Waarde van je verkopen
Afzet = Aantal stuks verkocht
Verkoopprijs = Prijs van een stuk

Slide 8 - Slide

Omzet naar Nettoresulaat
Ik heb deze week 75 broeken verkocht. De verkooppijs per broek is €83.

Hoeveel is mijn omzet?

Slide 9 - Slide

Omzet naar Nettoresulaat
Inkoopwaarde = afzet x inkoopprijs

Inkoopwaarde = waarde van ingekochte goederen
Afzet = aantal stuks verkocht
Inkoopprijs =  prijs waarvoor de producten zijn ingekocht

Slide 10 - Slide

Omzet naar Nettoresulaat
Die 75 broeken die ik heb verkocht. Heb ik ingekocht voor €25.

Hoeveel is mijn inkoopwaarde?

Slide 11 - Slide

Omzet naar Nettoresulaat
Brutowinst = Omzet - Inkoopwaarde

Brutowinst = Winst zonder bedrijfskosten
Omzet = Waarde van je verkopen
Inkoopwaarde = Waarde van ingekochte goederen

Slide 12 - Slide

Omzet naar Nettoresulaat
Hoeveel is de brutowinst van de broeken?

Slide 13 - Slide

Omzet naar Nettoresulaat
Nettoresultaat = Brutowinst - Bedrijfskosten

Nettoresultaat =  winst of verlies voor de ondernemer
Brutowinst = winst zonder bedrijfskosten
Bedrijfskosten = Kosten die een bedrijf maakt. Loon, huur, g/w/e, abonnementen

Slide 14 - Slide

Omzet naar Nettoresulaat
De bedrijfskosten binnen het sneakerbedrijf zijn als volgt:
- Loon €500
- Huur €300
- G/w/e €40

Hoeveel is het nettoresultaat?

Slide 15 - Slide

Omzet naar Nettoresulaat

Omzet                       
Inkoopwaarde -
Brutowinst
Bedrijfskosten -
Nettoresultaat
Formules

Afzet x Verkoopprijs
Afzet x Inkoopprijs
Omzet - Inkoopwaarde
Loon, huur enz 
Brutowinst - Bedrijfskosten

Slide 16 - Slide

Welke 3 prijzen bij producten ken je?
timer
1:00

Slide 17 - Open question

Verkoopprijs
Verkoopprijs = Inkoopprijs + Brutowinstmarge

Brutowinstmarge is minimale winst die de ondermemer wil maken

Trui ingekocht voor €12. Brutowinstmarge is 35%. Wat is de verkoopprijs?

Slide 18 - Slide

Consumentenprijs
Consumentenprijs = Verkoopprijs + Btw

Btw is de belasting over producten en dientsten voor de overheid. 

TV wordt verkocht voor €750 exclusief btw. Btw is 21%. Wat is de consumentenprijs? Hoeveel gaat naar de overheid?

Slide 19 - Slide

Terug naar de inkoopprijs
Procentformule 5

De consumentenprijs van een shirt is €12,50
De btw is 21%
De brutowinstmarge 25%

Hoeveel was de inkoopprijs?

Slide 20 - Slide

Hw
blz 164: 6, 7
blz 185: 15, 16
blz 172: 29, 30, 31
blz 173: 32, 33


blz 186: 18, 24
blz 187: 29
timer
15:00

Slide 21 - Slide