De Griekse wereld

Grieken en Romeinen
tijdvak 2 
periode: Oudheid
3000 v.Chr - 500 n.Chr
1 / 28
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

Items in this lesson

Grieken en Romeinen
tijdvak 2 
periode: Oudheid
3000 v.Chr - 500 n.Chr

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
1. Je kunt met behulp van het begrip polis uitleggen dat de Griekse wereld op bestuurlijk gebied verdeeld was, maar op cultureel gebied verenigd.

2. Je kent de vier bestuursvormen die in Griekenland voorkwamen 

3. Je kunt beschrijven hoe de Atheense democratie werkte

Slide 2 - Slide

2.1 Wetenschap en politiek in de Griekse stadstaat.

KA: - ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat.
- de vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Griekse Stadstaten
 Vanaf ±850 v.Chr. ontstaan Griekse stadstaten, poleis
Deze poleis hebben allemaal eigen regels en eigen bestuur. De inwoners van deze poleis waren trots op hun eigen polis en de zelfstandigheid van hun polis. 
De stadstaten hadden regelmatig ook oorlog met elkaar.
Maar de poleis hadden ook veel gemeenschappelijk zoals bijvoorbeeld taal, godsdienst en cultuur.

Slide 5 - Slide

Bestuursvormen
De verschillende poleis hadden allemaal andere bestuursvormen. 
  • monarchie - bestuur door een koning, deze kwam via erfopvolging op de troon
  • aristocratie - bestuur door een groep edelen
  • tirannie - bestuur door een (vaak wrede) alleenheerser

Slide 6 - Slide

Democratie
ontstond in de stadstaat Athene in 509 v. Chr.
het volk verdreef een tiran en daarna werd een nieuwe bestuursvorm ingevoerd.
democratie - bestuur in handen van de volksvergadering
In de volksvergadering stemmen de inwoners met burgerrecht
Maar, vrouwen, slaven en buitenlanders hebben geen burgerrecht

Slide 7 - Slide

Dagelijks bestuur in Athene
Raad van Vijfhonderd: Deze raad had de dagelijkse leiding over de polis en deed voorstellen waarover de volksvergadering moest stemmen. Bijvoorbeeld belastingverhoging of oorlog voeren. 

Om mee te kunnen stemmen in de volksvergadering moest de burger zelf aanwezig zijn.

Slide 8 - Slide

Verschillende soorten democratie
directe democratie - burgers stemmen zelf over politieke voorstellen (in een volksvergadering)
indirecte democratie - burgers stemmen op vertegenwoordigers die namens de burgers stemmen over politieke voorstellen

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Maak combinaties van de bestuursvorm en de uitleg
Monarchie 
Democratie
Aristocratie
Tirannie
Iemand grijpt de macht en regeert alleen
De besten regeren
Een koning regeert
Het volk regeert

Slide 11 - Drag question

De overwinning van de Griekse stadstaten op de Perzen werd gepresenteerd als een overwinning van vrije Griekse burgers op de Perzische “slaven” van de koning.





- Geef een reden waarom Grieken zich als “vrije Griekse burgers” konden zien.
- Geef daarna een argument voor het idee dat niet allen aan Griekse zijde zo vrij waren.
 






Slide 12 - Slide

Denken over natuur en gezondheid
  • De Grieken zagen in alle natuurverschijnselen goden, die verklaard werden door mythisch denken.
  • Hoe de goden zich gedroegen, omgingen met elkaar en met de mensen werd beschreven in mythen.
  • Bij ziektes en ander onheil offerden de Grieken aan de goden om het onheil af te wenden.

Slide 13 - Slide

Denken over natuur en gezondheid
  • In de 6e eeuw vC ontstond er kritiek op het mythisch denken, het wetenschappelijk denken kwam tot ontwikkeling. Sommige Grieken gingen op zoek naar logische verklaringen van verschijnselen. Deze Grieken noemen we filosofen.
  • Bekende filosofen zijn Hippocrates (geneeskunde) Pythagoras (wiskunde)
  • Filosofen nemen waar en onderzoeken om tot een conclusie te komen, dit is de basis van wetenschappelijk denken.

Slide 14 - Slide

Denken over mens en samenleving
  • Filosofen stellen overal vragen over en proberen die te bewijzen door logische argumenten en bewijzen.
  • Sommige filosofen onderzoeken vooral de mens zelf.
  • Waar komt gedrag en karakter vandaan, was hun vraag.

Slide 15 - Slide

De verspreiding van de Griekse cultuur
  • In 338 v. Chr. kwam er een einde aan de zelfstandig poleis; de Macedonische koning Philippos II veroverde Griekenland
  • Maar dit betekende niet het einde van de Griekse cultuur en wetenschap; integendeel! 
  • Phillipos' zoon Alexander de Grote veroverde rond 330 v. Chr. het Perzische Rijk, dat zich uitstrekte van Egypte tot India.
  • Ook hier wordt de Griekse  cultuur ingevoerd 

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

De verspreiding van de Griekse cultuur
  • De Grieken, die zich gingen vestigen in het veroverde gebied, hielden vast aan hun taal en gewoontes. 
  • Voorbeelden zijn: architectuur, sportscholen, tempels, theaters en natuurlijk de taal en goden. 

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Slide 21 - Video

Wat is het Griekse woord voor stadstaat?
A
Aristocratie
B
Polis
C
Tirannie
D
Demagogie

Slide 22 - Quiz

Waarin leek Griekenland wel op een staat?
A
Gezamenlijke belasting
B
Gezamenlijke leider
C
Gezamenlijke cultuur
D
Gezamenlijke filosofie

Slide 23 - Quiz

Hoe heet de regeringsvorm waarin de macht aan edelen wordt gegund?
A
Monarchie
B
Tirannie
C
Democratie
D
Aristocratie

Slide 24 - Quiz

Wie hadden beslissingsrecht in
Athene ?
A
Mannen
B
Vrouwen
C
Vreemdelingen
D
Slaven

Slide 25 - Quiz

Wat is een directe democratie?
A
Je moet aanwezig zijn bij een stemming
B
Je kan iemand anders voor je laten stemmen.
C
Je kiest 1x per jaar een vertegenwoordiger.
D
Je wordt bestuurd door edelen.

Slide 26 - Quiz

Plato was een Griekse filosoof en schrijver, leerling van Socrates en leraar van Aristoteles. Hij is één van de invloedrijkste denkers in de Westerse filosofie. Hij is ook de stichter van de Atheense Akademia, het eerste instittuut voor hoger onderwijs in het westen. Rafaël schilderde Plato als Leonardo da Vinci.
Aristoteles was een Griekse filosoof en wetenschapper die samen met Socrates en Plato worden beschouwd als één van de invloedrijkste klassieke filosofen uit het westen. Hij was lid van Plato's Akademeia. Aristotles is de leermeester van Alexander de Grote.
Socrates was een klassieke Griekse filosoof. Hij wordt beschouwd als één van de grondleggers van de westerse filosofie. Hij heeft zelf niks opgeschreven, alles is later opgeschreven door zijn leerlingen waaronder Plato. 
Pythagoras was filosoof die tegenwoordig vooral bekendheid geniet vanwege zijn wiskundige stelling; Stelling van Pythagoras (A²+B²=C²)
Archimedes wordt gezien als één van de grootste wiskundige allertijden. In zijn eigen tijd werd hij vooral gewaardeerd vanwege zijn natuurkundige en technische uitvindingen. Er is een natuurkundige wet naar hem vernoemd die nog steeds bij natuurkunde wordt gevraagd; wet van Archimedes en hij is bekend van zijn hefboom.
Archimedes zou gezegd hebben met betrekking tot de hefboom: Geef me een plaats om te staan en ik breng de aarde in beweging.
- Athene had angst voor machtige leider: volksvergadering en democratie
- filosofen debateerden of democratie wel het juiste was
hoe te herkennen in vraag/ bron:

wetenschap:
- experimenten
- nadenken over natuurverschijnselen

politiek:
- burgerrechten
- volksvergadering

Slide 27 - Slide

Thucydides wordt de 'vader van de wetenschappelijke geschiedschrijving' genoemd.
Leg met een bronelement uit dat zijn manier van onderzoek doen past bij het wetenschappelijk denk van de Grieken.

Slide 28 - Open question