This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Aardbeving in Turkije en Syrië
Slide 1 - Slide
This item has no instructions
Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je begrijpend lezen op het niveau van groep 8. Je kunt woordenschatwoorden herkennen en begrijpen. Je kunt vragen beantwoorden over de tekst.
Slide 2 - Slide
Leg aan de leerlingen uit wat de leerdoelen zijn van deze les.
Wat weet jij al over de aardbeving in Turkije en Syrië?
Slide 3 - Mind map
This item has no instructions
Aardbeving in Turkije en Syrië
Op vrijdag 30 oktober waren er aardbevingen in Turkije en Syrië. De aardbevingen hadden een magnitude van 6,6 en zorgden voor veel schade en doden.
Slide 4 - Slide
Vertel de leerlingen kort over de aardbevingen.
Magnitude
Magnitude betekent de kracht van een aardbeving. Het wordt gemeten op de schaal van Richter. Hoe hoger de magnitude, hoe sterker de aardbeving.
Slide 5 - Slide
Leg uit wat magnitude betekent en hoe het gemeten wordt.
Schade en doden
De aardbevingen hebben veel schade veroorzaakt. Gebouwen zijn ingestort en mensen zijn dakloos geworden. Er zijn ook veel doden gevallen.
Slide 6 - Slide
Vertel de leerlingen over de schade en doden van de aardbevingen.
Woordenschatwoorden
In de tekst komen woordenschatwoorden voor. Woorden die belangrijk zijn om te begrijpen wat er gebeurd is. Bijvoorbeeld magnitude, schaal van Richter en instorten.
Slide 7 - Slide
Leg uit wat woordenschatwoorden zijn en waarom ze belangrijk zijn om te begrijpen.
Vragen over de tekst
Hier volgen een aantal vragen over de tekst. Zorg dat je de antwoorden kunt vinden in de tekst. 1) Wanneer waren de aardbevingen? 2) Hoe groot was de magnitude? 3) Wat was de schade van de aardbevingen?
Slide 8 - Slide
Laat de leerlingen de vragen beantwoorden en controleer of ze de antwoorden kunnen vinden in de tekst.
Instorten
Instorten betekent dat een gebouw of constructie in elkaar zakt. Bijvoorbeeld door een aardbeving of slechte constructie.
Slide 9 - Slide
Leg uit wat instorten betekent en geef voorbeelden.
Hulpverlening
Na de aardbevingen is er veel hulpverlening op gang gekomen. Mensen worden geholpen met eten, drinken en onderdak.
Slide 10 - Slide
Vertel de leerlingen over de hulpverlening na de aardbevingen.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 11 - Open question
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 12 - Open question
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 13 - Open question
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.