Vierde naamval + pers.vnw.

Willkommen zur Deutschstunde
1 / 25
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Willkommen zur Deutschstunde

Slide 1 - Slide

Was machen wir heute?
- Vierde naamval - Akkusativ
- Persoonlijke voornaamwoorden in de Dativ/Akkusativ

- Abschluss

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
kunnen
Je kan de vormen van het persoonlijk voornaamwoord in de 3e en 4e naamval gebruiken in een eenvoudige zin.

Je kan de vormen van de vierde naamval correct gebruiken.

Slide 3 - Slide

"Die Eltern sehen das Kind durch ein Fenster."
Wat is hier 1e naamval?
A
die Eltern
B
die Eltern, das Kind
C
ein Fenster
D
das Kind, ein Fenster

Slide 4 - Quiz

"Die Eltern sehen das Kind durch ein Fenster."
Waarom staat "das Kind" in de 4e naamval?
A
Omdat er "durch" achter staat.
B
Omdat het lijdend voorwerp is.

Slide 5 - Quiz

"Die Frau liest einen Text."
Wat staat in de Akkusativ?

Slide 6 - Open question

Gebruik 1e + 4e naamval
Nominativ = 1e naamval
--> Functie: onderwerp (wie/wat + pv/gezegde ?)


Akkusativ = 4e naamval 
Je gebruikt de 4e naamval bij sommige voorzetsels 
--> Functie: lijdend voorwerp (wie/wat+pv/gezegde onderw ?)

Slide 7 - Slide

Welke voorzetsels horen bij welke categorie? Slepen maar!
Voorzetsels + 3
Voorzetsels + 4
durch 
nach
entgegen
mit
für
entlang
ohne
bei
zu
seit
bis
von
um
aus
gegen
gegenüber
außer

Slide 8 - Drag question

De vervoegingen
Akkusativ / vierde naamval: 
mnl. 
vrl.
onz.
meervoud 
pers. vnw.
ihn
sie
es
sie
bep. lw.
den
die
das
die
onb. lw.
einen
eine
ein
x

Slide 9 - Slide

Let op: 
Alleen het mannelijke lidwoord verandert.
                                         der   ->  den
                                         ein    ->  einen

Voor de rest (vrl/onz/mv) geldt: 1 = 4. 



Slide 10 - Slide

Und jetzt du ....


Mache die Übungen!

Slide 11 - Slide

Vul in: Kannst du ___ Altpapier (o.) entsorgen?

Slide 12 - Open question

Siehst du irgendwo ___ (een) Steckdose (v)?"

Slide 13 - Open question

Habt ihr die Aufgaben für ___ (de) Unterricht vorbereitet?

Slide 14 - Open question

5. Haben die Niederlande ___ (geen) Bundeskanzler?

Slide 15 - Open question

Ohne ___ (jouw) Kritik (v) wäre die Regierung nicht gestürzt.

Slide 16 - Open question

Habt ihr ___ (onze) Tiere gesehen?

Slide 17 - Open question

persoonlijke voornaamwoorden
(zie Neue Kontakte S. 27/29/153

Slide 18 - Slide

1e naamval
Tekst
Tekst
Tekst
Sleep de persoonlijke voornaamwoorden naar de juiste naamval
1e naamval
3e naamval
sie
ihm
Ihnen
Sie
uns
wir
dir
ihr
euch
mir
er
du
ich

Slide 19 - Drag question

in welke naamval staan deze persoonlijke voornaamwoorden:
mir, dir, ihm, ihr, ihm, uns, euch, ihnen, Ihnen
A
1e naamval
B
2e naamval
C
3e naamval
D
4e naamval

Slide 20 - Quiz

in welke naamval staan deze persoonlijke voornaamwoorden:
mich, dich, ihn, sie, es, uns, euch, sie, Sie
A
1e naamval
B
2e naamval
C
3e naamval
D
4e naamval

Slide 21 - Quiz

Vul de juiste vorm van het persoonlijke voornaamwoorden in:
Ich schenke …….. (hen) die Blumen
A
ihm
B
sie
C
ihnen

Slide 22 - Quiz

Persoonlijke voornaamwoorden:
Was für ein Geschenk (o) hast du für
(mij)................. gekauft?
A
ich
B
mir
C
mein
D
mich

Slide 23 - Quiz

Fragen?
Hast du es
verstanden?

Slide 24 - Slide

Lernziel: - 4e nvl. gebruiken
- pers. vnw. gebruiken

A
Ik snap het en kan het iemand anders uitleggen
B
Ik snap het, maar moet nog een beetje oefenen.
C
Ik snap het (nog) niet.

Slide 25 - Quiz