Oefentoets 4.1 4.2 en 4.3

Oefentoets
Er volgt een aantal vragen over paragraaf 4.1 4.2 en 4.3 
Bereid je voor op deze oefentoets door alles nog door te nemen 
Maak daarna de oefentoets 

1 / 35
next
Slide 1: Slide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Oefentoets
Er volgt een aantal vragen over paragraaf 4.1 4.2 en 4.3 
Bereid je voor op deze oefentoets door alles nog door te nemen 
Maak daarna de oefentoets 

Slide 1 - Slide

Ijzer geleidt elektriciteit.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quiz

Een föhn zet..... om in......
A
elektriciteit, beweging en warmte
B
warmte, elektriciteit
C
elektriciteit, energie
D
warmte, beweging

Slide 3 - Quiz

Zand geleidt elektriciteit.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Glas geleidt elektriciteit.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Een Isolator is...
A
een stof die elektriciteit niet doorlaat
B
een stof die elektriciteit doorlaat
C
een stof die elektriciteit niet opwekt
D
een stof die elektriciteit opwekt

Slide 6 - Quiz

Waarom zit er een kunststof laagje om een elektriciteits-draad?
A
Kunststof is zacht
B
Kunststof is buigbaar
C
Kunststof geleid elektriciteit erg GOED
D
Kunststof geleid elektriciteit erg SLECHT

Slide 7 - Quiz

Welke apparaat
gebruikt elektriciteit?
A
windmolen
B
dynamo
C
een televisie
D
een fiets

Slide 8 - Quiz

een gloeilamp zet het grootste deel van de elektriciteit om in
A
licht
B
warmte
C
even veel warmte als licht

Slide 9 - Quiz

een wasmachine is een elektrisch apparaat die de elektriciteit omzet in warmte en in beweging
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

Een huisinstallatie is te vergelijken met
A
Serie-schakeling
B
Gemengde schakeling
C
Parallel schakeling

Slide 11 - Quiz

wat vertelt een schakelschema over elektriciteit?
A
welke onderdelen je nodig hebt hoe je die met elkaar verbindt
B
welke symbolen er allemaal zijn van elektriciteit
C
een voorbeeld hoe je het moet tekenen

Slide 12 - Quiz

elektriciteit kan gevaarlijk zijn.
3 gevaren zijn:
A
vuur - brand - geen stroom meer
B
brand - schok - kortsluiting
C
brand - kortsluiting - ontploffing
D
schok - kortsluiting - smelten

Slide 13 - Quiz

Welke schakeling staat er afgebeeld?
A
serieschakeling
B
parallelschakeling
C
gemengde schakeling

Slide 14 - Quiz

Wat voor soort schakeling staat hier
A
serie schakeling
B
parallelschakeling

Slide 15 - Quiz

1) De plaatjes laten steeds een lampje en een batterij zien. In welke schakeling(en) zal het lampje branden?
A
Schakeling 1
B
Schakeling 3
C
Schakeling 1 en 3
D
Schakeling 1, 3 en 4

Slide 16 - Quiz

Een serieschakeling is een .....
A
schakeling met vertakkingen
B
schakeling zonder vertakkingen

Slide 17 - Quiz

Een parallelschakeling is een ....
A
schakeling met vertakkingen
B
schakeling zonder vertakkingen

Slide 18 - Quiz


Welke schakeling zie je hier?
A
Parallel
B
Serie

Slide 19 - Quiz

Hoe noem je het tekeningetje van een schakeling?
A
Overzichtelijke tekening
B
Schakelschema
C
Een tekening van een Schakeling
D
Een vermogen

Slide 20 - Quiz

Als in een parallel-schakeling een apparaat kapot gaat, werken de andere apparaten in de schakeling ook niet meer.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quiz

Loopt er een elektrische stroom door een open schakeling?
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quiz

Welk element van een schakeling staat hier afgebeeld?
A
batterij
B
lampje
C
voltmeter
D
schakelaar

Slide 23 - Quiz

Welk element van een schakeling staat hier afgebeeld?
A
batterij
B
lampje
C
voltmeter
D
schakelaar

Slide 24 - Quiz

Zonlicht is?
A
Rood licht
B
Geel licht
C
Blauw licht
D
Wit licht

Slide 25 - Quiz

Welke kleur licht wordt door een blauw filter doorgelaten?
A
geen licht
B
alle kleuren licht
C
alleen groen licht
D
alleen blauw licht

Slide 26 - Quiz

Zwarte voorwerpen
A
weerkaatsen nauwelijks licht.
B
absorberen geen licht.
C
weerkaatsen bijna al het licht.

Slide 27 - Quiz

Een groene trui wordt met rood licht beschenen.
Wat gebeurt er?
A
Groen licht wordt geabsorbeerd.
B
Groen licht wordt gereflecteerd.
C
Rood licht wordt geabsorbeerd.
D
Rood licht wordt gereflecteerd.

Slide 28 - Quiz

Klopt de schaduw?
A
ja
B
nee

Slide 29 - Quiz

Klopt de schaduw?
A
ja
B
nee

Slide 30 - Quiz

Klopt de schaduw?
A
ja
B
nee

Slide 31 - Quiz

Klopt de schaduw?
A
ja
B
nee

Slide 32 - Quiz

Als je een schaduw wilt tekenen moet je beginnen...
A
Bij het voorwerp
B
Bij de lichtbron
C
Vanaf de schaduw terug naar de lichtbron

Slide 33 - Quiz

Een schaduw is een plaats waar géén licht komt
A
waar
B
niet waar

Slide 34 - Quiz

Einde!
  • Hoeveel vragen had je goed?
  • Ben je tevreden?
  • Zo niet: kijk alles nog een keer goed door en herhaal de oefentoets 

Slide 35 - Slide