SPQR grammatica 1.1

SPQR grammatica 1.1
1 / 26
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

SPQR grammatica 1.1

Slide 1 - Slide

grammatica 1.1
Werkwoord: geeft aan wat iemand doet of wat er gebeurt.
Persoonsvorm: werkwoordsvorm die zich aanpast aan onderwerp van zin
Een persoonsvorm bestaat uit stam + uitgang
stam: verandert niet
uitgang: past zich aan het onderwerp aan
voorbeelden: 
servus clama-t de slaaf schreeuwt
servi clama-nt de slaven schreeuwen

Slide 2 - Slide

grammatica 1.1
Hele werkwoord = infinitivus: eindigt op -re
voorbeeld: clama-re = schreeuwen
Let op het verschil: 
iacēre: spreek uit als in proberen
bibere: spreek uit als in hinderen

Slide 3 - Slide

grammatica 1.1
clama-     hij/zij/het schreeuwt (persoonsvorm enkelvoud)
clama-nt   zij schreeuwen (persoonsvorm meervoud)
clama-re   schreeuwen (infinitivus)

Als er geen onderwerp bij een persoonsvorm staat, moet je 
hij/zij/het (enkelvoud) of zij (meervoud) aanvullen. 

Slide 4 - Slide

mandatum 1
Noteer alle vetgedrukte werkwoorden bij tekst 1 in het tekstboek (blz 23) onder elkaar.
Zet de betekenis erachter.
Spreek de werkwoorden hardop uit.

Slide 5 - Slide

controleer je antwoorden
vocare         roepen                       iubēre        bevelen
venire          komen                       timēre        vrezen, bang zijn voor
audire          horen                         recusare    weigeren
vidēre           zien                            tollere        optillen
iacēre           liggen                         portare      dragen
clamare       schreeuwen              ponere      plaatsen
lacrimare   huilen
necare         doden

Slide 6 - Slide

mandatum 2
Neem schema over en vul de werkwoordsvormen in de juiste kolom in.
infinitivus eindigt op –re
persoonsvorm enkelvoud eindigt op –t
persoonsvorm meervoud eindigt op –nt
Je moet dus naar de laatste letters van een vorm kijken:
clamant = persoonsvorm meervoud
ridet = persoonsvorm enkelvoud
clamare = infinitivus

Slide 7 - Slide

infinitivus
persoonsvorm
enkelvoud
persoonsvorm
meervoud
clamant
ridet
iacet
veniunt
clamare
audit
ridēre
recusant
venire
rident
bibere
venit

Slide 8 - Drag question

grammatica 1.1
Het werkwoord 'zijn' is onregelmatig:
esse        zijn (infinitivus)
est          hij/zij/het is (persoonsvorm enkelvoud)
sunt       zij zijn (persoonsvorm meervoud)

Slide 9 - Slide

mandatum 4
Noteer van elke zin de persoonsvorm.
Vertaal de zinnen.

Slide 10 - Slide

Servus bibit.
Wat is de persoonsvorm?
A
servus
B
bibit
C
Er zit geen persoonsvorm in.

Slide 11 - Quiz

Servus bibit.
Wat is de vertaling?
A
De slaaf drinkt.
B
De slaven drinken.
C
Zij drinken.
D
Hij drinkt.

Slide 12 - Quiz

Rident.
Wat is de persoonsvorm?
A
rident
B
Er zit geen persoonsvorm in.

Slide 13 - Quiz

Rident.
Wat is de vertaling?
A
Hij lacht.
B
Zij lacht.
C
Zij lachen.
D
Lachen.

Slide 14 - Quiz

Femina ridet.
Wat is de persoonsvorm?
A
Femina
B
ridet
C
Er zit geen persoonsvorm in.

Slide 15 - Quiz

Femina ridet.
Wat is de vertaling?
A
Zij lachen om de vrouw.
B
De vrouwen lachen.
C
De vrouw lacht.
D
Zij lacht.

Slide 16 - Quiz

Puer et frater clamant.
Wat is de persoonsvorm?
A
puer
B
et
C
frater
D
clamant

Slide 17 - Quiz

Puer et frater clamant.
Wat is de vertaling?
A
De jongen en de broer schreeuwen.
B
De jongen schreeuwt naar zijn broer.
C
De broer schreeuwt naar de jongen.
D
De jongens schreeuwen.

Slide 18 - Quiz

Puer venit. Ridet.
Wat is de persoonsvorm?
A
puer
B
venit
C
ridet
D
venit + ridet

Slide 19 - Quiz

Puer venit. Ridet.
Wat is de vertaling?
A
De jongen komt en lacht.
B
De jongens komen. Zij lachen.
C
De jongen komt. Hij lacht.
D
De jongen komt. Zij lachen.

Slide 20 - Quiz

Femina clamat, nam irata est.
Wat is de persoonsvorm?
A
femina
B
clamat
C
est
D
clamat + est

Slide 21 - Quiz

Femina clamat, nam irata est.
Wat is de vertaling?
A
De vrouwen schreeuwen, want zij zijn boos.
B
De vrouw schreeuwt, want zij is boos.
C
De vrouwen schreeuwen dat zij boos zijn.
D
De vrouw is boos en schreeuwt.

Slide 22 - Quiz

Servus bibere recusat.
Wat is de persoonsvorm?
A
servus
B
bibere
C
recusat
D
bibere + recusat

Slide 23 - Quiz

Servus bibere recusat.
Wat is de vertaling?
A
De slaven weigeren te drinken.
B
De slaaf weigert en drinkt.
C
De slaven weigeren en drinken.
D
De slaaf weigert te drinken.

Slide 24 - Quiz

Venire recusant.
Wat is de persoonsvorm?
A
venire
B
recusant
C
venire + recusant
D
Er zit geen persoonsvorm in.

Slide 25 - Quiz

Venire recusant.
Wat is de vertaling?
A
Zij weigert te komen.
B
Hij weigert te komen.
C
Zij weigeren en komen.
D
Zij weigeren te komen.

Slide 26 - Quiz