H3 - Spelling H5: lastige leestekens

Welkom!
Pak je leesboek.

Verder vandaag: start Spelling H5
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

Welkom!
Pak je leesboek.

Verder vandaag: start Spelling H5

Slide 1 - Slide

Wat gaan we deze les doen?
  • Start H5 Spelling
  • Opdrachten maken
  • Extra uitleg/vragen beantwoorden


Let op: toets op donderdag 21 april! (Woordenschat H3 + H5, Spelling H4 + H5)

Slide 2 - Slide

Spelling H5
Leerdoel van deze les: 
  • Ik weet hoe ik komma's, dubbele punten, aanhalingstekens en puntkomma's moet gebruiken.

Slide 3 - Slide


Wat is geen leesteken?
A
punt
B
vraagteken
C
hoofdletter
D
uitroepteken

Slide 4 - Quiz

In de volgende slides krijg je zinnen te zien zonder hoofdletters, leestekens en aanhalingstekens. Neem de zinnen over en gebruik hoofdletters, leestekens en aanhalingstekens. 
Je hebt hier 5 minuten voor.
Wat weet je nog?

Slide 5 - Slide

1. ha vincent zei ilonka wat gezellig dat je er weer bent
2. bij de italiaan staat van alles op het menu pizza pasta en tiramisu
3. marie zei goh wat een interessante discussie voeren jullie
4. deze hardwerkende man slaapt altijd uit gaat daarna een filmpje kijken en loopt dan naar de snackbar


timer
5:00

Slide 6 - Slide

1. ha vincent zei ilonka wat gezellig dat je er weer bent


'Ha Vincent,' zei Ilonka, 'wat gezellig dat je er weer bent!'


Slide 7 - Slide

2. bij de italiaan staat van alles op het menu pizza pasta en tiramisu

Bij de Italiaan staat van alles op het menu: pizza, pasta en tiramisu. 

Slide 8 - Slide

3. marie zei goh wat een interessante discussie voeren jullie

Marie zei: 'Goh, wat een interessante discussie voeren jullie!'

Slide 9 - Slide

4. deze hardwerkende man slaapt altijd uit gaat daarna een filmpje kijken en loopt dan naar de snackbar

Deze 'hardwerkende' man slaapt altijd uit, gaat daarna een filmpje kijken en loopt dan naar de snackbar. 

Slide 10 - Slide

Spelling H5 - lastige leestekens
Leestekens helpen bij het lezen van een tekst. Wanneer gebruik je leestekens?

Komma: geeft een rust in de zin aan.
  • voor of na een aanspreking: Maud, wil je mij de boter aangeven?
  • tussen de delen van een opsomming: Morgen ga ik fietsen, wandelen en zwemmen.
  • tussen twee persoonsvormen: Omdat de kraan al een tijdje lekt, heb ik de loodgieter gebeld.
  • tussen de hoofdzin en een bijzin, als de delen lang zijn: Joppe gaat naar Frankrijk op vakantie, omdat hij van het weer houdt.
  • voor en achter een bijstelling: Pablo Picasso, de beroemde schilder, overleed in 1973. 

Slide 11 - Slide

Spelling H5 - lastige leestekens
Dubbele punt: kondigt iets aan.
  • een citaat (directe rede): De jongen vroeg: 'Waar is het zwembad?'
  • een gedachte: Toen Lara naar buiten keek, dacht ze: ik wacht wel tot de bui over is.
  • een opsomming: Alinda leest van alles: romans, thrillers en stripboeken.
  • een uitleg of toelichting: Helaas gaat de picknick morgen niet door: het wordt slecht weer. 

Puntkomma: 
  • tussen hoofdzinnen die sterker met elkaar samenhangen dan losse zinnen: Sep heeft een bijbaantje in het zwembad; hij wil later badmeester worden.
  • de afsluiting van de onderdelen van lange opsommingen die onder elkaar staan. Het laatste onderdeel krijgt als afsluiting een punt. 
                     De opdracht is als volgt:
                         - kies een boek;
                         - schrijf een samenvatting;
                         - presenteer de samenvatting. 

Slide 12 - Slide

Spelling H5 - lastige leestekens
Aanhalingstekens:
  • bij citaten:
              'Ik kan vanavond niet mee', zei Anton. 'Ik moet werken.'
              'Als je meedoet met het toernooi,' vertelde Colin, 'moet je je wel opgeven.'
              'Fiets jij mee?', vroeg Dieke aan Cas. 
  • als het woord zelf bedoeld wordt en niet de betekenis: Het woord 'ijs' doet me aan de zomer denken.
  • als het woord op een speciale manier gebruikt wordt: De agent zei dat hij die 'lieve jongen' wel zou inrekenen. 


Slide 13 - Slide

Klassikale opdracht 
De volgende zinnen bevatten verschillende leestekens. Leg van elk leesteken uit waarom het daar gebruikt is.
Voorbeeld: 'Lotte, kom je straks ook naar het sportveld?' vroeg Marieke. 

' - geeft het begin van een citaat aan;
, - staat na een aanspreking (Lotte);
? - sluit een vraag af;
' - sluit een citaat af; 
. - sluit de zin af.

Slide 14 - Slide

  1. Onze 'ijverige' collega zal nooit koffie halen: ze is liever lui dan moe.
  2. Je hoeft de tuin niet te sproeien, want er wordt regen voorspeld.
  3. Noa schept op: 'Ik heb een 9 voor Duits, een 9 voor Frans en een 8 voor gym.'
  4. 'Als je dat doet, Kris, blijf je de rest van de dag binnen!', riep zijn moeder.

Slide 15 - Slide

Aan de slag!
Maak opdracht 1 t/m 5 van Spelling H5

Slide 16 - Slide