Les klas 2v - bron F ch2

Bonjour!
1 / 28
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Bonjour!

Slide 1 - Slide

Programme
  • Bron E - Questions?
  • Exercice d'écrite (bron J & D)
  • Bron F 
  • Quiz

Slide 2 - Slide

Lesdoelen/buts
Aan het eind van de les:

Heb ik geoefend met vocabulaire rondom het thema menselijk lichaam.
Heb ik mijn schrijfvaardigheid geoefend.



Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Hoe zeg je dat je ergens pijn hebt
A
J'ai mal à....
B
Je suis mal à...
C
Je vais mal.

Slide 5 - Quiz

Wat betekent 'la gorge'
A
De neus
B
Het hoofd
C
De mond
D
De keel

Slide 6 - Quiz

Wat zijn 'des problèmes de peau'
A
Een virus
B
Allergische reactie
C
Huidproblemen
D
Toiletproblemen

Slide 7 - Quiz

Les parties du corps
Un oeil [spreek uit: un euj ] = een oog
Les yeux [ spreek uit: lee-ziejeu] =
 de ogen

Wanneer je pijn hebt aan een gedeelte van het lichaam:
Bij vr. :  J'ai mal à la  ... 
Bij mann.:  J'ai mal au..... 
Bij meervoud:  J'ai mal aux...  

Slide 8 - Slide

Le corps (het lichaam)

Slide 9 - Slide

J'ai mal ... doigt
A
au
B
à la
C
à l'
D
aux

Slide 10 - Quiz

J'ai mal ... bras.
A
au
B
à la
C
à l'
D
aux

Slide 11 - Quiz

J'ai mal ... jambe
A
au
B
à la
C
à l'
D
aux

Slide 12 - Quiz

J'ai mal ... dos.
A
au
B
à la
C
à l'
D
aux

Slide 13 - Quiz

J'ai mal ... oreille
A
au
B
à la
C
à l'
D
aux

Slide 14 - Quiz

J'ai mal ... tête.
A
au
B
à la
C
à l'
D
aux

Slide 15 - Quiz

J'ai mal ... yeux
A
au
B
à la
C
à
D
aux

Slide 16 - Quiz

J'ai mal ... oeil
A
au
B
à la
C
à l'
D
aux

Slide 17 - Quiz

Chez le médecin
Je krijgt een kaartje met wat je hebt en je bereidt een gesprek voor met de dokter. Je zegt niet meteen wat je hebt, maar geeft de symptomen aan: slecht slapen, overgeven, flauwvallen of... 
Probeer zoveel mogelijk zinnen en woorden van chapitre 2 te gebruiken. Natuurlijk zul je ook woorden moeten opzoeken. Houd de zinnen zo eenvoudig mogelijk.

Slide 18 - Slide

Pouvoir au présent
(tegenwoordige tijd)


je peux
tu peux
il/elle/on peut
nous pouvons
vous pouvez
ils/elles peuvent
Pouvoir au passé composé
(voltooid tegenwoordige tijd)
...se conjugue avec avoir...

j' ... pu
tu/t' ... pu
il/elle/on ... pu
nous ... pu
vous ... pu
ils/elles ... pu

Slide 19 - Slide


A
la jambe
B
la tête
C
le bras
D
le genou

Slide 20 - Quiz


A
le bras
B
la jambe
C
la tête
D
le genou

Slide 21 - Quiz


A
Le bras
B
La cheville
C
La jambe
D
Le cou

Slide 22 - Quiz


A
Le pied
B
Le coeur
C
Le bras
D
Le genou

Slide 23 - Quiz


A
Le nez
B
Les joues
C
Les jambes
D
Les oreilles

Slide 24 - Quiz


timer
0:15
A
la main
B
la bouche
C
le pied
D
le nez

Slide 25 - Quiz

Controler les buts
Aan het einde van deze les...
  • Welke woorden heb je nieuw geleerd?

Slide 26 - Slide

Les devoirs
- Faire bron F
- Oefen het werkwoord pouvoir in de présent & passé composé op verbuga.eu
-Apprendre les phrases de bron J

Slide 27 - Slide

Au revoir!

Slide 28 - Slide