Herhalingsweek V2

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Programma

Woordenschat herhalen 

1. Herhaling H2

2. Herhaling H3 

Woordenschat 

Hoofdstuk 2

Essen 

Im Restaurant

Essen

der Fisch

der Salat

das Obst

die Süßigkeiten

die Nudeln

die Zitrone

das Gemüse

Vertaal naar het Nederlands:

das Fleisch

1. het vlees
2. de vis
3. het fruit
4. de wortel

Vertaal naar het Nederlands:

ich möchte

1. ik probeer
2. ik bestel
3. ik zou graag willen
4. ik eet

Vertaal naar het Nederlands:

süß

1. zuur
2. zoet
3. koud
4. gezond

Uitdrukkingen in
een restaurant

00:25

Wat vraagt de gast aan de ober?

1. Ist noch ein Tisch frei?
2. Haben Sie einen Tisch für zwei?
3. Haben Sie einen Tisch für drei?
4. Können wir etwas zu essen bestellen?

00:51

Wat geeft de ober aan de gasten?

1. die Speisekarte
2. die Bestellung
3. die Getränke
4. die Rechnung

01:20

Wat bestelt de gast als voorgerecht voor zich een zijn vrouw?

1. Wein
2. Salat
3. Suppe
4. Antipasti

01:42

Wat zou de vrouw graag willen eten?

1. Schnitzel mit Bratkartoffeln
2. Lasagne
3. Nudeln
4. Pizza

02:32

Hoe veel betaalt de gast?

1. siebenundzwanzig Euro
2. siebenundzwanzig Euro sechzig
3. dreißig Euro
4. dreiunddreißig Euro

Antwoord op de volgende vraag in het Duits
(in een hele zin):
Sie wünschen? (in een restaurant)

Antwoord op de volgende vraag in het Duits
(in een hele zin):
Ist alles nach Wunsch?

Woordenschat 

Hoofdstuk 3

Familie

Feste und Feiertage

Familie

die Geschwister

(Bruder und Schwester)

die Eltern

(Mutter und Vater)

die Großeltern 

(Oma und Opa)

Festtage und Feiertage

der Hund

der Hamster

der Geburtstag

Ostern

die Hochzeit

Silvester

Weihnachten

Vertaal naar het Nederlands:

besuchen

1. bezoeken
2. houden van
3. laten zien
4. leven

Vertaal naar het Nederlands:

eifersüchtig

1. serieus
2. vrolijk
3. jaloers
4. getrouwd

Vertaal naar het Nederlands:

das Einzelkind

1. de familie(leden)
2. de ouders
3. de volwassenen
4. het enig kind

Vertaal naar het Duits:

uitnodigen

1. anrufen
2. feiern
3. gratulieren
4. einladen

Vertaal naar het Duits:

de verrassing

1. der Weihnachtsbaum
2. die Überraschung
3. der Geburtstag
4. das Geschenk

Vertaal naar het Duits:

goed gehumeurd zijn

1. es ist gemütlich
2. ich freue mich auf
3. jedes Jahr
4. gute Laune haben

Antwoord op de volgende vraag in het Duits
(in een hele zin):
Hast du Geschwister?

Antwoord op de volgende vraag in het Duits
(in een hele zin):
Wann hast du Geburtstag?

Antwoord op de volgende vraag in het Duits
(in een hele zin):
Wie alt wirst du?

Antwoord op de volgende vraag in het Duits
(in een hele zin):
Was wünscht du dir zum Geburtstag?