Taalcompleet B1 Thema 2 maandag 4 nov 2024 ochtend

GOEDEMORGEN!   
Maandag 4 november 2024


1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 23 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 180 min

Items in this lesson

GOEDEMORGEN!   
Maandag 4 november 2024


Slide 1 - Slide

Wat leren we vandaag?

-    je begrijpt de woorden oorzaak - ziek zijn - pijn
-    je kan luisteren naar de gevoelens, advies of reactie van een ander.
-    je kan met gevoel reageren als iemand hem/haar een probleem vertelt. 
-    je weet hoe je nieuwe woorden in een woordenboek kan opzoeken. 
-    je kan een inschrijfformulier bij de tandarts invullen. 

Slide 2 - Slide

Programma:
  • 9.00 uur - 9.20 uur:       werken met de begrippen oorzaak-ziek zijn pijn.
  • 9.20 uur - 10.00 uur:     oefenen met reageren op iemand met gevoel
  • 10.00 uur -10.15 uur:      pauze 
  • 10.15 uur - 11.10 uur:      omgaan met nieuwe en/of moeilijke woorden                                                              uitleg gebruik van het woordenboek 
  • 11.10 uur - 11.30 uur:     een formulier bij de tandarts invullen
  • 11.30 uur:                          afsluiting les 


Slide 3 - Slide

Oorzaak - ziek zijn - pijn 

Leg uit...

Wie kan een voorbeeld geven?



Slide 4 - Slide

Samen in gesprek 
1. Nahom heeft voor zijn examen vaak buikpijn. Hoe komt dat? 

Hoe komt het of hoe komt dat?

Student A: leest de vraag.
Student B: bedenkt de oorzaak 
Wissel steeds van rol. 
blz: 57 opdracht 41 

Slide 5 - Slide

Opdracht 42

Luister en zeg na (met gevoel)

Slide 6 - Slide

Spreek samen

Student A: leest de zin.
Student B: geef een goede reactie 
Wissel steeds van rol. 

blz: 58 opdracht 43 en 44 

Je kunt een gesprekje starten met: "Gaat het een beetje?"

Slide 7 - Slide

Pauze  10.00-10.15 uur 

Slide 8 - Slide

Wat kun je doen als je een moeilijk woord tegenkomt?

Slide 9 - Slide

Omgaan met het woordenboek
- Wat doe je als je een nieuw woord tegenkomt?
- Hoe ga je daarmee om?
- Wie gebruikt wel eens het woordenboek?


Slide 10 - Slide

Gebruik woordenboek
  • Betekenis van een woord
       soms meerdere betekenissen +  voorbeeldzin 
  • Betekenis van een spreekwoord, uitdrukking of gezegde
  • Betekenis van een afkorting
  • Opzoeken hoe je een wordt schrijft (schrijfwijze)
  • Opzoeken hoe je een wordt uitspreekt (uitspraak
  • Geslacht van het woord

Slide 11 - Slide

Als je een woord wilt opzoeken 
moet je bedenken:
-  Wat voor woord is het? 
    zelfstandig naamwoord (de- of het woord) 
     of werkwoord 

-  In welke vorm staat het? 
    enkelvoud of meervoud of in welke tijd staat het werkwoord?


   




Slide 12 - Slide

  Welke vorm zoek ik 
op in het woordboek? 
Zelfstandig naamwoorden staan in het woordenboek in het enkelvoud.
- tafels - tafel
- woordenboeken - woordenboek

Werkwoorden staan in het woordenboek als het hele werkwoord, het infinitief (de wij-vorm).
- geoefend - oefenen
- vertelde - vertellen

Samengestelde woorden : knip je op voorbeeld: managementadviseur
management + adviseur (beide woorden zoek je dan op) 



Slide 13 - Slide

Een voorbeeld:
We zoeken het woord Bananen   

Wat voor soort woord is het? Zelfstandig naamwoord

We zoeken het enkelvoud --> bananen - banaan  

Je zoekt naar de letter B en daarna naar de tweede letter  A. 

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Nog een voorbeeld:
We zoeken het woord gewerkt

Wat voor soort woord is het? 
werkwoord in de voltooid verleden tijd

We zoeken het hele werkwoord op --> gewerkt - werken

Slide 16 - Slide

We gaan zelf woorden opzoeken
- We maken duo's.
- Iedere duo krijgt 4 blauwe woorden (uit deze paragraaf).
- Je schrijft eerst allebei de betekenis op die jij weet!
- Daarna  zoek je de betekenis op in het woordenboek. 
- Vergelijk jou betekenis met die van het woordenboek. 

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Je bent bij de tandarts! 

- De tandarts vraagt aan jou om een formulier in te vullen 
   over jouw gezondheid .
- Zoek de woorden, die je niet kent op in het woordenboek.
- Vul het formulier helemaal in.
- Heb je vragen? Vraag hulp aan degene die naast je zit. 

Slide 19 - Slide

Hebben de de leerdoelen behaald? 

-    je begrijpt de relatie tussen de woorden oorzaak - ziek zijn - pijn
-    je kan luisteren naar de gevoelens, advies of reactie van een ander.
-    je kan met gevoel reageren als iemand hem/haar een probleem vertelt. 
-    je weet hoe je nieuwe woorden in een woordenboek kan opzoeken. 
-    je kan een inschrijfformulier bij de tandarts invullen. 

Slide 20 - Slide

Zet het op een tegel

- Terugkijken op de les.
- Denk aan de les van vandaag.
-  Schrijf één zin op wat de les voor jou heeft betekend.
-  Geef jezelf een cijfer voor jouw inzet, zet deze ook op de tegel.
- Leg het blad op je tafel.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide