PHP les 1

P503 Eindopdracht
1 / 33
next
Slide 1: Slide
InformaticaMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

P503 Eindopdracht

Slide 1 - Slide

ontwikkelen webapplicatie

Slide 2 - Slide

PHP
PHP wordt vaak gebruikt in combinatie met HTML. PHP-code wordt op de server uitgevoerd en HTML-code op de computer van de bezoeker. Zo’n bezoeker noem je een client.

Je moet een PHP-script dus eerst naar een webserver uploaden voordat de webbrowser het script kan openen.

Slide 3 - Slide

Een webbrowser, bijvoorbeeld Google Chrome, stuurt een HTTP(S)-verzoek naar een webserver. Dit gebeurt bijvoorbeeld als je naar een website gaat. De webserver verwerkt vervolgens dit verzoek en voert het bijbehorende PHP-script uit. Het is mogelijk dat het PHP-script daar gegevens bij nodig heeft uit een database, of uit een bestand dat op de server staat.

Slide 4 - Slide

Als de server het PHP-script volledig heeft uitgevoerd, wordt er HTML-code teruggestuurd naar de webbrowser. Omdat de PHP-code op de server wordt uitgevoerd, is het nooit mogelijk dat een bezoeker het PHP-script kan inzien. Dit in tegenstelling tot de HTML-code, die voor iedere bezoeker zichtbaar is.

Slide 5 - Slide

Programmeeromgeving
Je kunt PHP-code programmeren in twee soorten programmeeromgevingen:

  • een webapplicatie die je gebruikt via de webbrowser,
  • een programma dat je installeert op je computer.

Slide 6 - Slide

De programmeeromgevingen die als webapplicatie beschikbaar zijn, kun je prima gebruiken om een nieuwe programmeertaal te leren. Ook is het mogelijk om eenvoudige programma’s te ontwikkelen. Maar het is vaak alleen mogelijk om deze programma’s te starten vanuit de webapplicatie.

Slide 7 - Slide

IDE
Een programmeeromgeving die je op je computer installeert wordt ook vaak een IDE genoemd. Dit staat voor Integrated Development Environment. Hiermee wordt bedoeld dat de programmeeromgeving veel meer is dan een programma om code in te schrijven. Zo heeft een IDE meestal een uitgebreide helpfunctie en handige hulpmiddelen om je code te testen.

Slide 8 - Slide

Op wikipedia staat een aantal van deze IDE’s voor de programmeertaal PHP. Kijk maar eens op . Een eenvoudige IDE is Notepad++. Als je uitgebreidere webapplicaties gaat maken is Netbeans of phpmyadmin een aanrader. Als je gebruik maakt van een IDE, heb je ook een webserver nodig. Bij een online programmeeromgeving heb je zelf geen webserver nodig; de online programmeeromgeving heeft zelf een webserver.

Slide 9 - Slide

Online programmeeromgeving
Er zijn veel verschillende veelgebruikte online programmeeromgevingen, zoals https://replit.com/. Dit is ook wat ik tijdens de lessen zal gebruiken.

Op de homepage van repl.it kun je kiezen in welke programmeertaal je gaat programmeren. Kies hier PHP CLI. .

Slide 10 - Slide

Als je voor de eerste keer op deze website komt, zal je gevraagd worden om een account aan te maken. Met een account is het mogelijk om gemaakte programmeercode op te slaan en zo geen werk te verliezen.  Maak een account aan hier

Slide 11 - Slide

De programmeeromgeving bestaat uit twee delen. Aan de linkerkant kun je programmeercode invoeren (de editor). Aan de rechterkant vindt de uitvoer van je programmeercode plaats (de console).

Slide 12 - Slide

Aan de bovenkant van de editor staan enkele knoppen. De knop ‘run’ zul je het vaakst gebruiken. Hiermee kun je code laten uitvoeren in de console. Er zijn nog meer knoppen. Via ‘share’ kun je code delen met iemand anders. Je kunt je code ook downloaden of een codebestand uploaden.

Slide 13 - Slide

Hello World
Bij het leren van een nieuwe programmeertaal wordt vaak een ‘Hello World’-programma gemaakt. Dit programma doet niets anders dan de tekst “Hello World!” weergeven op het scherm.

Slide 14 - Slide

In PHP kun je op een eenvoudige manier werken met variabelen.
Zoals je weet moet je een variabele eerst declareren.
Daarna kun je de variabele een waarde geven.
Dat noemen we toewijzen.
In PHP kun je een variabele in één regel declareren én een waarde geven. Je hoeft daarbij ook niet op te geven van welke datatype de variabele is.

Slide 15 - Slide

De waarde “Woensdag” is tekst. Het staat tussen aanhalingstekens. Daarom zal PHP de variabele $huidigeDag automatisch van het type string maken.

Slide 16 - Slide

Vrije keuze naam variabele
Die naam moet wel altijd beginnen met een dollarteken $.
Je weet dat er enkele voorwaarden zijn voor variabelenamen.
  • De naam van de variabele kan bestaan uit letters, cijfers en underscores.
  • Bijzondere tekens zijn niet toegestaan
  • Niet beginnen met een cijfer.

Slide 17 - Slide

Er is een belangrijk verschil tussen hoofd- en kleine letters. Zo is de variabele met de naam klantNaam een andere variabele dan klantnaam.

Slide 18 - Slide

naming conventions
  • Kleine letters. Bijvoorbeeld temperatuur.
  • Meerdere woorden? Elk volgende woord begint  met een hoofdletter. Bijvoorbeeld gemiddeldeTemperatuur.
  • Korte woorden maar wel uitgeschreven. Dus niet gemTemp of deGemiddeldeBerekendeTemperatuur, maar gemiddeldeTemperatuur.

Slide 19 - Slide

Getallen
Omdat je de waarde 5 opgeeft, zal PHP de variabele $aantal van het type integer maken.
Als je deze code overneemt en uitvoert, is er geen uitvoer te zien. Dat klopt, want het programma doet nog niets met de variabele.

Slide 20 - Slide

Maak een variabele aan met de naam $verzendkosten. Geef deze variabele de waarde 3.

Slide 21 - Open question

Let op dat je begint met de naam van de variabele, dan het = teken en dan de waarde die de variabele krijgt.
Vergeet de puntkomma aan het einde niet.

Slide 22 - Slide

Maak een variabele aan met de naam $productcode. Geef deze variabele de waarde A138i

Slide 23 - Open question

De waarde bevat letters en moet daarom tussen aanhalingstekens staan

Slide 24 - Slide

Echo
In het ‘Hello World’-voorbeeld werd de functie echo gebruikt om de tekst “Hello World” weer te geven.
Ook de waarde van een variabele kun je met deze functie weergegeven.

Slide 25 - Slide

Float
Een variabele kan ook als waarde een getal met een komma hebben. Bijvoorbeeld 3,95. In bijna alle programmeertalen moet je een kommagetal in het Engels noteren. Dus met een punt als teken voor de decimalen.

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Van welke type is de variabele $bedrag in regel 2?
A
Integer
B
Float
C
String
D
Boolean

Slide 28 - Quiz

Van welke type is de variabele $bedrag in regel 3?
A
Integer
B
Float
C
String
D
Boolean

Slide 29 - Quiz

Waarom verandert het type van de variabele $bedrag in de derde regel?

Slide 30 - Open question

Wat moet je aan de tweede regel code veranderen, zodat het $bedrag wel de waarde 4 bevat, maar nu van het type string wordt?

Slide 31 - Open question

Waarom krijg je dan een foutmelding in de derde regel?

Slide 32 - Open question

Wat moet je aan de tweede regel code veranderen, zodat het bedrag van het type float wordt?

Slide 33 - Open question