Lezen H.1-Havo/vwo1=e6

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les weet je hoe je oriënterend leest , kun je het onderwerp van een tekst vinden en woordbetekenissen uit de tekst afleiden.


1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les weet je hoe je oriënterend leest , kun je het onderwerp van een tekst vinden en woordbetekenissen uit de tekst afleiden.


Slide 1 - Slide

Lees de theorie op blz. 12

Zodra iedereen de theorie gelezen heeft, ga je overleggen met degene die naast je zit

Je schrijft de belangrijkste punten van de theorie samen op

Slide 2 - Slide

Elke tekst gaat ergens over. Dat noem je het onderwerp van een tekst. 
Je kunt met één of met een paar woorden zeggen wat het onderwerp is, bijvoorbeeld:
tekenfilms, hotels voor huisdieren of het leven van een topsporter. 
Als je weet wat het onderwerp van een tekst is, begrijp je de tekst beter als je hem helemaal gaat lezen.

Om het onderwerp te vinden hoef je een tekst niet helemaal te lezen
Je leest
de tekst alleen oriënterend, dat wil zeggen: 
je bekijkt de tekst en je leest de eerste alinea.

 

Slide 3 - Slide

Alinea’s (afgekort: al.) zijn de (genummerde) stukjes waarin een
tekst verdeeld is.



Zo vind je het onderwerp van een tekst

 
  •  Bekijk de tekst:
  •  Kijk naar de titel.
  •  Kijk naar de illustraties (plaatjes, foto’s, lijstjes, rijtjes of schema’s).

Slide 4 - Slide

  • Kijk naar eventuele tussenkopjes (de ‘titels’ van tekstgedeeltes). 
  •  Let op anders gedrukte woorden (vet, cursief, GROOT of gekleurd).
  • Lees de eerste alinea; meestal is die vetgedrukt.
  • Geef antwoord op de vraag: waarover gaat deze tekst?

Slide 5 - Slide

Maak groepjes van 4 en geef jezelf een nummer 1 t/m 4.

Ga zover mogelijk bij een ander groepje vandaan zitten!


Jullie maken gezamenlijk de opdrachten 1 t/m 4 blz.49  t/m 54


HOE?  Iedere leerling leest om beurten 1 alinea voor en de andere leerlingen lezen in stilte mee.

Nummers 1 beginnen met voorlezen van tekst 1 alinea 1,

nummer 2 gaat verder met alinea 2 enz.


Jullie maken met elkaar de opdrachten en gaan op dezelfde wijze verder met tekst 2-3-4 


Vragen? 


Slide 6 - Slide

Lezen: 
theorie blz.12

Maken:
opdracht 1+4 
blz.13+15

Snel klaar? maken: opdracht 3+ 5
                                      blz.14+16

Slide 7 - Slide

Elke tekst gaat ergens over. Dat noem je het ........... van een tekst.
A
alinea
B
tussenkopje
C
onderwerp
D
illustratie

Slide 8 - Quiz

Wat het onderwerp is kun je met
A
een hele zin zeggen
B
één woord of met een paar woorden zeggen
C
een hele alinea zeggen
D
een paar alinea's zeggen

Slide 9 - Quiz

Om het onderwerp te vinden hoef je een tekst niet helemaal te lezen
A
goed
B
fout

Slide 10 - Quiz

Alinea's zijn ?
A
vetgedrukte titels
B
groot geschreven woorden
C
kleine stukjes waarin de tekst verdeeld is
D
grote stukken waarin de tekst verdeeld is

Slide 11 - Quiz

Je bekijkt de tekst en je leest de
eerste alinea. Alinea’s zijn de (genummerde) stukjes waarin een
tekst verdeeld is. Dit noem je?
A
organiserend lezen
B
observerend lezen
C
ontdekkend lezen
D
oriënterend lezen

Slide 12 - Quiz

– Kijk naar de titel.
– Kijk naar de illustraties (plaatjes, foto’s, lijstjes, rijtjes of schema’s).
Bekijk de tekst
– Kijk naar eventuele tussenkopjes (de ‘titels’ van tekstgedeeltes).
– Let op anders gedrukte woorden (vet, cursief, GROOT of gekleurd).
Wat staat fout?
A
Bekijk de tekst
B
Let op anders gedrukte woorden
C
Kijk naar eventuele tussenkopjes
D
Kijk naar de illustraties

Slide 13 - Quiz

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 14 - Slide

Aan de slag

Slide 15 - Slide

Hoe vind je het onderwerp van een tekst?

kijk naar de titel

illustraties

tussenkopjes

anders gedrukte woorden( vet, cursief, GROOT, gekleurd)

Slide 16 - Slide