This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 25 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Je doet het licht aan als het donker wordt, is dit NaSk of Biologie?
A
NaSk
B
Biologie
Slide 2 - Quiz
Wat is dit voor verschijnsel? (Bliksem)
A
Natuurkunde
B
Biologie
C
Scheikunde
Slide 3 - Quiz
Natuur- en scheikunde gaat over natuur-verschijnselen. Wat zijn natuur-verschijnselen?
timer
0:30
A
planten om je heen
B
dieren om je heen
C
dingen die gebeuren in
de natuur
D
planten en dieren om je heen
Slide 4 - Quiz
Wat is dit voor verschijnsel? (Roest)
A
Natuurkunde
B
Biologie
C
Scheikunde
Slide 5 - Quiz
Wat is geen materiaal?
A
Zout
B
Hout
C
staal
D
Koper
Slide 6 - Quiz
Wat veranderd er als een stof van toestand veranderd
A
zijn vorm
B
Zijn kleur
C
Zijn Fase
D
Zijn humeur
Slide 7 - Quiz
waar hoort goud laat smelten om het in een mal te gieten en er een ring van te maken bij?
A
Natuurkunde
B
scheikunde
Slide 8 - Quiz
de tastzin
de reuk
het zicht
de zintuigen
het gehoor
de smaak
Slide 9 - Drag question
Hoe steek je de brander veilig aan?
Sleep de blokjes in de juiste volgorde
1
2
3
4
5
6
Controleren of alle knoppen dicht zijn
Grote gas-kraan bij de tafel open zetten
Lucifer aan-steken
Lucifer boven brander houden
Gaskraan rustig open draaien
Met de luchtschijf
de kleur regelen
Slide 10 - Drag question
Hoe heet dit onderdeel van de brander?
A
gaskraan
B
luchtschijf
Slide 11 - Quiz
Meetapparatuur is.............. preciezer dan je zintuigen.
A
ALTIJD
B
NOOIT
Slide 12 - Quiz
Met welke knop zet je de brander helemaal uit?
A
Gasknop
B
Luchtschijf
C
De uit-knop
D
Gele hoofdkraan
Slide 13 - Quiz
Wat moet je verplicht dragen tijdens het practicum?
A
Bril, labjas, petje
B
Petje, labjas, bril
C
Labjas en Bril
D
Labjas en petje
Slide 14 - Quiz
Wat is de juiste volgorde bij het aanzetten van de brander? 1. Sluit de gasslang aan. 2. Draai de gasknop open. 3. Kijk of er niets in de schoorsteen zit. 4. Draai de hoofdkraan open. 5. Draai de luchtschijf en de gasknop dicht. 6. Steek een lucifer aan.
A
2-5-1-3-4-6
B
3-5-1-4-6-2
C
5-1-3-4-6-2
D
1-3-5-6-4-2
Slide 15 - Quiz
Welke vlam herken je hiernaast?
A
stille blauwe vlam
B
oranje vlam
C
ruisende vlam
D
pauze vlam
Slide 16 - Quiz
Kijk naar afbeelding 3. De linker klok is een ............................klok.
A
DIGITALE
B
ANALOGE
Slide 17 - Quiz
Janet heeft een broertje gekregen. Zij zegt: “Onze baby is 1 maand, 3 weken en 5 dagen oud.” Welke drie eenheden van tijd heeft Janet genoemd?
Slide 18 - Open question
Iedere grootheid heeft haar eigen eenheden. Welke eenheid hoort bij de grootheid lengte
A
graden Celsius
B
meter
C
seconde
Slide 19 - Quiz
Wat is de grootheid in de volgende zin? De temperatuur in een koelkast is meestal 4 graden Celsius
Slide 20 - Open question
10 mm is ...... precies even lang als 1 cm.
A
niet
B
wel
Slide 21 - Quiz
Kijk naar afbeelding B Lijn B is ..........cm, dus ............mm.
Slide 22 - Open question
Wat is WEL een zintuig?
A
Zien
B
Ogen
C
Horen
D
Ruiken
Slide 23 - Quiz
In je conclusie geef je antwoord op de onderzoeksvraag
A
Juist
B
Onjuist
Slide 24 - Quiz
Wat is de juiste volgorde van onderzoek doen?
A
Onderzoeksvraag -> Conclusie -> Het onderzoek
B
Het onderzoek -> Conclusie -> Onderzoeksvraag
C
Onderzoeksvraag -> Het onderzoek -> Conclusie
D
Het onderzoek -> Onder-zoeksvraag -> Conclusie
Slide 25 - Quiz
De man gebruikt de juiste manier om aan een onbekende stof te ruiken
A
Juist
B
Onjuist
Slide 26 - Quiz
Sleep het voorwerp naar de naam en wat het doet
douche
brandblusser
blusdeken
oogdouche
noodknop
brandende kleding
brand blussen
alle elektriciteit/ gas direct uit
gevaarlijke stof in oog
bijtende stof op lichaam
Slide 27 - Drag question
Sleep de juiste naam naar het onderdeel van de brander
Gaskraan
Luchtschijf
Slide 28 - Drag question
Met de brander kan ik drie verschillende vlammen maken. Welke vlam krijg ik met de luchtschijf dicht?
A
Gele vlam
B
Stille blauwe vlam
C
Ruisende blauwe vlam
D
Pauzevlam
Slide 29 - Quiz
Massa meet je in?
A
Kilogram
B
Newton
C
Massa
D
Kracht
Slide 30 - Quiz
Massa bepaal je met een
A
liniaal
B
geodriehoek
C
weegschaal
D
maatcilinder
Slide 31 - Quiz
Gaan we nu kijken naar het volume. Wat is een ander woord voor volume?
A
oppervlakte
B
maat
C
inhoud
D
grootte
Slide 32 - Quiz
Volume meet je met een
A
thermometer
B
maatcilinder
C
weegschaal
D
meetlint
Slide 33 - Quiz
Dit is een
A
maatcilinder
B
maatglas
C
reageerbuisje
D
bekerglas
Slide 34 - Quiz
Hoe heet het glaswerk hiernaast?
A
Erlenmeyer
B
Reageerbuisje
C
Maatcilinder
D
Bekerglas
Slide 35 - Quiz
hoeveel ml zit er in deze maatcilinder?
A
404 ml
B
480 ml
C
440 ml
D
408 ml
Slide 36 - Quiz
Wat meet je als je wil weten of het water voor de spaghetti kookt?
Wat meet je als wil weten hoe lang een film duurt?
De bus vertrekt om 8 ......
Wat meet je als de suiker in de cakemix wil doen?
Wat gebruik je om te meten hoe warm iets is?
Wat meet je als de melk afmeet voor de pannenkoeken?