2.3 woorden

1A - 2.3 woorden
Je leert wat synoniemen zijn
Je leert 12 nieuwe woorden.
Aan de slag
Hoofdstuk 2.3
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

1A - 2.3 woorden
Je leert wat synoniemen zijn
Je leert 12 nieuwe woorden.
Aan de slag
Hoofdstuk 2.3

Slide 1 - Slide

Herhaling
In de vorige les heb je verschillende nieuwe woorden geleerd.  

Weet je het nog?

Slide 2 - Slide

Verwijswoorden
Lees de tekst op de volgende pagina goed:

Slide 3 - Slide

Wat betekent opgelucht?
A
wijzen
B
geen zorgen meer hebben
C
hectisch
D
beheersing

Slide 4 - Quiz

Wat betekent volmaakt?
A
zeggen dat het klopt
B
heel wat, veel keer
C
perfect
D
overblijvend

Slide 5 - Quiz

Wat betekent verbijsterd?
A
manier
B
verbaasd
C
zeggen of schrijven
D
helpen

Slide 6 - Quiz

Wat betekent meetellen?
A
twijfelen
B
zeggen dat het klopt
C
zorgen dat op iets gelet wordt
D
erbij horen

Slide 7 - Quiz

Wat is een voedingspatroon?
A
Wat je eet
B
Waarom je eet
C
eetgewoontes

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Slide

Als je wilt weten waar een verwijswoord naar verwijst, stel je een vraag die begint met wie, wat, waar of welke.

Slide 10 - Slide

Synoniemen
Dit zijn woorden die hetzelfde of bijna hetzelfde betekenen.
Bijvoorbeeld : goed en juist
slap- futloos
dun-slank


Slide 11 - Slide

Je leert 12 nieuwe woorden
Je leert wat synoniemen zijn
Aan de slag:
Hoofdstuk 2.3
Maken in de les: opdracht  7 t/m 10
Huiswerk voor morgen: opdracht 11 en 12
Klaar? --> Kruiswoordpuzzel of lezen.


Slide 12 - Slide

Je leert 12 nieuwe woorden.
Je leert wat een samenstelling is.

Aan de slag:
Hoofdstuk 1.3
Opdracht 8 t/m 12
Huiswerk is 13 en 14.

Slide 13 - Slide

Aan de slag
Ga naar hoofdstuk 3.2 (onderdeel lezen.)
In de les maken 9t/m 11
Huiswerk is opdracht 12 en 13
Klaar? --> ga naar leestrainer.nl
 Ik help je daarna verder. Je mag ook lezen.

Slide 14 - Slide