K8 Aussehen

K8 
1 / 12
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

K8 

Slide 1 - Slide

Kapitel 8
  • Neue Wörter: Kleidung & Farben
  • Modalverben
  • Je kunt beschrijven hoe iemand er uit ziet
  • Je kunt je mening geven over kleding

Slide 2 - Slide

Aufgabe 3: selbst
Vul het kruiswoordraadsel in. Scrhijf het Duittse woord met lidwoord bij het plaatje. 

Aufgabe 4: selbst
Maak van de kolom A en B een Duits woord en zet daar achter de vertaling.
Voorbeeld: bes + ser = besser - beter

Aufgabe 5: selbst
Vertaal de woorden die tussenhaakjes staan van het NL naar het Duits.

Aufgabe 6: selbst
Vertaal de woorden van het NL naar het Duits.  
Aufgabe 7 : selbst
Vul het gesprek in met Duitse woorden. De woorden die je mag gebruiken staan in het Nederlands boven het gesprek. 

Aufgabe 8: niet

Aufgabe 9 & 10: zusammen

Aufgabe 11: selbst
Lees de tekst en beantwoord de vragen in het NL.

Klaar? Ga naar Slim Stampen online

Slide 3 - Slide

Kapitel 8
  • Neue Wörter: Kleidung & Farben
  • Modalverben
  • Je kunt beschrijven hoe iemand er uit ziet
  • Je kunt je mening geven over kleding

Slide 4 - Slide

Aufgabe 6: selbst
Vertaal de woorden van het NL naar het Duits.

Aufgabe 7 : selbst
Vul het gesprek in met Duitse woorden. De woorden die je mag gebruiken staan in het Nederlands boven het gesprek. 

Aufgabe 8: niet

Aufgabe 11: selbst
Lees de tekst en beantwoord de vragen in het NL.
Aufgabe 12: selbst
a. Lees de tekst en beantwoord de vragen in het NL. 
b1. Welke titel past bij welke alinea 
b2. Welke bewering is juist?
c. Welke kledingstukken uit de tekst zou jij graag willen hebben?

Aufgabe 14: selbst
a. Zoek de bovenstaande woorden in de tekst van vraag 12 en markeer ze.
b. Raad de betekenis van de woorden adhv de tekst
c. Maak de zinnen compleet, gebruik de woorden van 14b.


Slide 5 - Slide

Lingua.com
Klaar? Ga naar Slim Stampen online

 

Slide 6 - Slide

Was wir heute machen:
9.00 - 9.15: Memrise
9.15 - 9.45: Aufgaben 16 - 23 (Klaar? Maak Aufgabe 25)
9.45 - 9.50: Check-vraag Lessonup

Slide 7 - Slide

Aufgabe 16
a Onderstreep de werkwoordvormen van können, dürfen, müssen, wissen.
b Geef de NL betekenis van de vier werkwoorden
Wat valt je op bij de vervoegingen? Zie groene schema.

Aufgabe 17
Vervoeg de werkwoorden in de juiste vorm. Gebruik het schema.

Aufgabe 18
Vervoeg de werkwoorden in de juiste vorm. Gebruik het schema.


Aufgabe 19
Kies het per vraag welk werkwoord in de zin past. 
Vervoeg dit werkwoord op de juiste manier.

Aufgabe 20
Vertaal het werkwoord van het NL naar Duits.
Vul de juiste werkwoordsvorm in.

Aufgabe 21
Verbind de Duitse werkwoorden met de juiste NL vertaling.

Aufgabe 22
Vul de juiste werkwoordsvorm in

Slide 8 - Slide

Vul de juiste werkwoordsvorm in van dürfen
A
ich darfe
B
ich darf
C
ich darfst
D
ich darft

Slide 9 - Quiz

Vul de juiste werkwoordsvorm in van sollen.
A
Er soll
B
Er solle
C
Er sollst
D
Er sollt

Slide 10 - Quiz

Er vallen drie dingen op bij de hulpwerkwoorden. Welke drie zijn dat?

Slide 11 - Open question

Vul de juiste werkwoordsvorm in van wollen.
A
wir willen
B
wir willt
C
wir wollen
D
wir willt

Slide 12 - Quiz