What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Werkwoordspelling
Oefentoets
Werkwoord spelling
Redekundig ontleden
Taalkundig ontleden
Leestekens
1 / 51
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 1,2
This lesson contains
51 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
60 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Oefentoets
Werkwoord spelling
Redekundig ontleden
Taalkundig ontleden
Leestekens
Slide 1 - Slide
Onderdeel 1
Werkwoord spelling
Slide 2 - Slide
De burgemeester ...... (beantwoorden) de brief.
A
beantwoord
B
beantwoordt
C
beantwoorden
D
beantwoort
Slide 3 - Quiz
Er (woeden-tt) een orkaan.
Slide 4 - Open question
(houden)........ jij van spruitjes?
A
houd
B
houdt
C
hout
D
houden
Slide 5 - Quiz
De familie ………(rijden) met de auto naar de Efteling.
A
rijd
B
rijdt
C
rijden
D
rijt
Slide 6 - Quiz
Te veel eten (schaden-tt) de gezondheid.
Slide 7 - Open question
Het hout ........ (verbranden) in de open haard.
A
verbrand
B
verbrandt
C
verbrant
D
verbranden
Slide 8 - Quiz
38. Noteer de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes. Het is de persoonsvorm tegenwoordige tijd (tt) of het voltooid deelwoord (vd).
(verzamelen)
Mijn opa heeft van alles ... over de watersnoodramp in Zeeland
Slide 9 - Open question
......... (luiden) jij de kerkklokken?
A
luid
B
luidt
C
luiden
D
luit
Slide 10 - Quiz
LEIDEN
VT - De gids ..... ons door de diepe grot
A
leide
B
leiden
C
leidde
D
leidden
Slide 11 - Quiz
Kies of het woord dat je invult een persoonsvorm (pv) of een voltooid deelwoord (vd) is en noteer daarna de juiste vorm.
42. pv/vd - Tibbe [betaald/betaalt] voor ons de ijsjes.
Slide 12 - Open question
Het koolmeesje (broeden-vt) in die boom.
Slide 13 - Open question
liften
VT - De jongens ..... naar Frankrijk
A
lifte
B
liften
C
liftte
D
liftten
Slide 14 - Quiz
doden
VT - De leeuwen ..... het kleine schaap
A
dode
B
doden
C
doodde
D
doodden
Slide 15 - Quiz
GRENZEN
VT - Het huis ..... aan het bos
A
grenste
B
grensten
C
grensde
D
grensden
Slide 16 - Quiz
Noteer het voltooid deelwoord:
Ik heb de hele avond (dansen)
Slide 17 - Open question
Noteer het voltooid deelwoord:
Weet jij wat daar is (gebeuren)?
Slide 18 - Open question
Wat is het voltooid deelwoord van:
beloven
Slide 19 - Open question
De vriendinnen lopen kletsend naar de klas.
Kletsend is een:
A
persoonsvorm
B
infinitief
C
voltooid deelwoord
D
tegenwoordig deelwoord
Slide 20 - Quiz
Vul het tegenwoordig deelwoord in: De kat at (smakken) haar kauwstaafje met kipsmaak op
Slide 21 - Open question
Noteer het tegenwoordig deelwoord van juichen
Slide 22 - Open question
Onderdeel 2
redekundig ontleden
Slide 23 - Slide
Zinsdelen
Hoeveel zinsdelen heeft de zin?
'Op 11 mei starten de scholen weer.'
A
4 zinsdelen
B
5 zinsdelen
C
3 zinsdelen
D
6 zinsdelen
Slide 24 - Quiz
Wat is het onderstreepte zinsdeel?
Op zondag lopen er
veel mensen
in het bos.
A
pv
B
wg
C
o
D
lv
Slide 25 - Quiz
Benoem de zinsdelen - Waarom wil [mijn oma] altijd een zoen hebben?
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling
Slide 26 - Quiz
Wat is het lijdend voorwerp in deze zin
Ik kan deze zin al ontleden.
A
ontleden
B
al ontleden
C
deze zin al
D
deze zin
Slide 27 - Quiz
Lijdend voorwerp?
Mounir bezeert zijn knie.
Slide 28 - Open question
Julia
maakt
veel gekke filmpjes
voor haar volgers.
persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp
Slide 29 - Drag question
Jorrit
wil
morgen
een appeltaart
bakken.
persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp
Slide 30 - Drag question
Sleep de woordsoorten naar de juiste box.
werkwoord
bezittelijk vnw
voorzetsel
lidwoord
zelfstandig nw
bijvoeglijk nw
jouw
gekke
tante
is
in
de
tuin
Slide 31 - Drag question
Sleep de woordsoorten naar de juiste box.
werkwoord
bezittelijk vnw
voorzetsel
lidwoord
zelfstandig nw
bijvoeglijk nw
De
rare
man
in
de
auto
lacht
Slide 32 - Drag question
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten? Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
Welke
dj
treedt
morgen
hier
op
tijdens
het
festival?
Slide 33 - Drag question
Onderdeel 3
Taalkundig ontleden
Slide 34 - Slide
Welke woorden zijn werkwoorden?
A
boek, schrift, vakantie
B
huilen, dansen, spelen
C
bouwvakker, lasser, timmerman
Slide 35 - Quiz
Hoeveel zelfstandige naamwoorden?
Wie veel verdriet heeft, mag best een keer huilen.
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 36 - Quiz
Het GROENE bankje staat op het gras.
A
voorzetsel
B
zelfstandig naamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
bijvoeglijk naamwoord
Slide 37 - Quiz
De pen zit IN de tas.
A
aanwijzend voornaamwoord
B
werkwoord
C
voorzetsel
D
lidwoord
Slide 38 - Quiz
'van' is een ...?
A
lidwoord
B
voorzetsel
C
bezittelijk voornaamwoord
D
persoonlijk voornaamwoord
Slide 39 - Quiz
Wat is waar?
Ik geef mijn pen aan haar.
A
Er is geen bezittelijk voornaamwoord.
B
Alleen ik is een persoonlijk voornaamwoord.
C
Ik en haar zijn persoonlijke voornaamwoorden
D
Er is geen persoonlijk voornaamwoord.
Slide 40 - Quiz
Benoem in de volgende zin de woordsoort van ons(1) en ons(2).
De taxichauffeur bracht ons(1) naar ons(2) hotel.
A
ons(1)= persoonlijk vnw. ons(2)= bezittelijk vnw.
B
ons(1)= bezittelijk vnw. ons(2)=persoonlijk vnw.
Slide 41 - Quiz
Welke van de onderstaande is een
BEZITTELIJK voornaamwoord?
A
die
B
welke
C
mijn
D
ik
Slide 42 - Quiz
Het mooie meisje, dat daar staat, is heel timide.
'mooie' =
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord
Slide 43 - Quiz
Jongedame, dit is de zoveelste keer dat ik jou waarschuw!
'zoveelste' =
A
bepaald hoofdtelwoord
B
bepaald rangtelwoord
C
onbepaald hoofdtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord
Slide 44 - Quiz
Hij heeft zijn broertje ontzettend gemist.
'zijn'=
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord
Slide 45 - Quiz
Mijn stiekeme droom is, om dit land voor de eerste keer te bezoeken
'Mijn'=
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaam woord
C
zelfstandig naamwoord
D
bepaald lidwoord
Slide 46 - Quiz
Onderdeel 4
Leestekens en Hoofdletters
Slide 47 - Slide
wat doe jij hier in spanje
Sleep de leestekens naar juiste plaats
HOOFD-
LETTER
.
?
!
,
HOOFD-
LETTER
Slide 48 - Drag question
kom gauw jeroen zit in de kantine
Sleep de leestekens naar juiste plaats
HOOFD-
LETTER
HOOFD-
LETTER
.
.
?
?
!
!
,
,
Slide 49 - Drag question
Wanneer gebruik je géén hoofdletter?
A
Namen van feestdagen
B
Namen van jaargetijden
C
Namen van personen
D
Namen van bedrijven
Slide 50 - Quiz
‘Sara zei:‘ Ik heb een super vakantie gehad!
A
Goed
B
Fout
Slide 51 - Quiz
More lessons like this
Werkwoordspelling
November 2023
- Lesson with
26 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 1,2
Zinsdelen en woordsoorten IVKO 2
January 2021
- Lesson with
18 slides
Middelbare school
groep 7 werkwoordcito oefenen
March 2023
- Lesson with
35 slides
nederlands
Primary Education
groep 8 werkwoord spelling cito
14 days ago
- Lesson with
44 slides
nederlands
Primary Education
groep 8 werkwoord spelling cito
October 2024
- Lesson with
44 slides
nederlands
Primary Education
Werkwoordspelling
March 2023
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 1,2
Werkwoordspelling
June 2024
- Lesson with
27 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 1,2
Werkwoordspelling 2hv - oefeningen
February 2023
- Lesson with
50 slides