4.3 Kan het sneller en beter?

• Economie
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

4.3 Kan het sneller en beter?

Hoofdstuk 4 Goed gemaakt?

Wat weten we nog/al?

Wat is het kenmerk van een ZZP-er?

1. Werken zonder personeel
2. Altijd in loondienst werken.
3. Altijd in dienst van een ander bedrijf.
4. Veel personeel in dienst hebben.

Wat is een voorbeeld van een kapitaalgoed?

1. Vis voor een visserij
2. Zaden voor landbouw
3. Machines voor een fabriek
4. Olie voor energieproductie

Wat is een strategie die concurrenten gebruiken om klanten te winnen?

1. Gebrek aan keuzemogelijkheden
2. Geen klantenservice bieden
3. Lage prijzen en betere producten
4. Hoge prijzen en slechte kwaliteit

Wat gebeurt er als een bedrijf lange tijd verlies lijdt en de schulden niet meer kan betalen?

1. Het bedrijf maakt winst.
2. Het bedrijf groeit.
3. Het bedrijf krijgt meer leningen.
4. Het bedrijf gaat failliet.

Begrippen paragraaf 4.2

• Ondernemer
• Productiefactoren
• Investeren
• Concurrenten
• Winst
• Verlies

Leerdoelen 4.3

• Je weet wat technologische ontwikkelingen zijn.
• Je kunt uitleggen wat automatisering is.
• Je kunt uitleggen wat mechanisatie is.
• Je weet wat arbeidsproductiviteit is.
• Je weet wat afschrijving is en kan de afschrijving berekenen.

Technologische ontwikkelingen

• Nieuwe kennis van de techniek en nieuwe uitvindingen noemen we Technologische ontwikkelingen.
• Bedrijven kunnen door technologische ontwikkelingen anders gaan produceren.
• Ook kunnen ze hun diensten anders aanbieden.

Wat verstaan we onder Technologische ontwikkelingen?

1. Milieubescherming
2. Sociale ontwikkelingen
3. Veranderingen in de economie
4. Nieuwe kennis van de techniek en nieuwe uitvindingen

Vraag 41 klassikaal

Mechanisatie en automatisering

• Wanneer machines het zware werk van mensen overnemen, heet dat mechanisatie.
• Als computers en computerprogramma's de productie aansturen, heet dat automatisering.
• Door mechanisatie en automatisering kunnen bedrijven sneller en beter produceren.
• Hierdoor worden hun productiekosten lager.

Wat is de definitie van mechanisatie?

1. Machines verbeteren de productiekosten.
2. Machines nemen het zware werk van mensen over.
3. Computers sturen de productie aan.
4. Automatisering maakt bedrijven sneller.

Vraag 44 klassikaal

Vraag 48 klassikaal

Arbeidsproductiviteit

• Door mechanisatie en automatisering kan één werknemer in dezelfde tijd meer producten maken.
• De arbeidsproductiviteit is dan gestegen.
• De arbeidsproductiviteit is de hoeveelheid producten die een werknemer kan maken in een bepaalde tijd.
• Hoe hoger de arbeidsproductiviteit, hoe lager de productiekosten.

Wat is arbeidsproductiviteit?

1. De hoeveelheid producten die een werknemer kan maken.
2. De snelheid waarmee een werknemer werkt.
3. Het aantal werknemers in een bedrijf.
4. De totale kosten van de productie.

vraag 53 klassikaal

Afschrijving

• Alles wat je gebruikt, verslijt op een gegeven moment en moet je dus vervangen na een bepaalde tijd.
• Dit geldt ook voor kapitaalgoederen in bedrijven.
• Deze worden elk jaar iets minder waard.
• De jaarlijkse waardevermindering noem je de afschrijving.

Wat is afschrijving in een bedrijf?

1. Een eenmalige waardevermindering van kapitaalgoederen.
2. Een jaarlijkse groei van kapitaalgoederen.
3. Een jaarlijkse winst van kapitaalgoederen.
4. Een jaarlijkse waardevermindering van kapitaalgoederen.

Vraag 58 klassikaal

Begrippen paragraaf 4.3

• Technologische ontwikkelingen
• Mechanisatie
• Automatisering
• Arbeidsproductiviteit
• Afschrijving

Je kunt nu

• Je weet wat technologische ontwikkelingen zijn.
  
• Je kunt uitleggen wat automatisering is.
  
• Je kunt uitleggen wat mechanisatie is.
  
• Je weet wat arbeidsproductiviteit is.
  
• Je weet wat afschrijving is en kan de afschrijving berekenen.

Aan het werk!

Maken opdrachten 4.3: 41, 43, 44, 46, 48, 49, 53, 55, 56, 58 en 59       

Klaar?

Laten checken bij docent, bij goedkeuring nakijken.

Klaar?  Werk laten zien aan docent.

Veel fout? -> Maken herhalingsopdrachten 4.3

Veel goed? -> Maken plusopdrachten 4.3