Hv1, les 1 wwspelling tt, H1 en H2

Werkwoordspelling
tegenwoordige tijd
(tt)
1 / 41
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 8 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Werkwoordspelling
tegenwoordige tijd
(tt)

Slide 1 - Slide

Schrijf drie dingen op
die je van
de vorige les
onthouden hebt.

Slide 2 - Mind map

Lesplanning
  • Instructie
  • Oefenen in deze LessonUp
  • Oefenen in de methode/werken
  • Afsluiten 

Slide 3 - Slide

Lesdoel:
Aan het einde van deze les 
  • heb je geoefend met werkwoordspelling tegenwoordige tijd (tt)
  • kan je benoemen welke drie keuzes je hebt bij werkwoordspelling tegenwoordige tijd

Slide 4 - Slide

Werkwoordstijden
  • OTT: onvoltooid tegenwoordige tijd - ik werk, ik lees 
  • OVT: onvoltooid verleden tijd - ik werkte, ik las 
  • VTT:voltooid tegenwoordige tijd - ik heb gewerkt, ik heb gelezen 
  • VVT: voltooid verleden tijd - ik had gewerkt, ik had gelezen (www = vt)

    Slide 5 - Slide

    Is het tegenwoordige tijd (tt)?
    Meervoud (MV) = wij, jullie, zij = Infinitief = hele werkwoord 
    (Stam = infinitief - 'en')

    Enkelvoud (EV) = ik-vorm of ik-vorm+t
    Ik vorm Ik loop naar huis
    Jij/hij/zij/je/het/u VOOR het werkwoord staat = ik-vorm+t Jij loopt naar huis.
    Je/jij DIRECT ACHTER de persoonsvorm: ik-vorm Dan loop je naar huis. - Loop jij naar huis?


    Slide 6 - Slide

    Slide 7 - Video

    Scheidbare werkwoorden 
    Scheidbare werkwoorden zijn combinaties van een werkwoord met een voorvoegsel (prefix): 
    • uitstellen (uit + stellen) 
    • aandoen (aan + doen)
    • terechtkomen (terecht + komen), enzovoorts. 

    Zo’n scheidbaar werkwoord schrijf je soms aan elkaar en soms niet. 
     

    Slide 8 - Slide

    Scheidbare werkwoorden 

    In hoofdzinnen:  scheiden, uit elkaar

    • De gemeente nodigt alle inwoners uit
    • De gemeente besloot alle inwoners uit te nodigen

    Niet scheiden, aan elkaar
    • De gemeente heeft alle inwoners uitgenodigd.
    • De gemeente wil alle inwoners uitnodigen. 
     

    Slide 9 - Slide

    Slide 10 - Video

    Voor het spellen van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd kan je 't x-kofschip gebruiken.
    A
    waar
    B
    niet waar

    Slide 11 - Quiz

    Voor het spellen van het voltooid deelwoord kun je 't x-kofschip gebruiken.
    A
    waar
    B
    niet waar

    Slide 12 - Quiz

    Voor het spellen van de persoonsvorm in de verleden tijd kun je 't x-kofschip gebruiken.
    A
    waar
    B
    niet waar

    Slide 13 - Quiz


    Imran (branden) zijn vingers gisteren aan een kaars.
    A
    brande
    B
    brandde
    C
    brandden
    D
    branden

    Slide 14 - Quiz


    Maar iedereen(falen) weleens.
    A
    faal
    B
    faalt
    C
    faalde
    D
    falen

    Slide 15 - Quiz

    Nadia en Noah hebben dat (beloven)
    A
    belooft
    B
    beloofdt
    C
    beloofd
    D
    beloovd

    Slide 16 - Quiz

    Zij (branden)hun vingers daar niet meer aan.
    A
    brandden
    B
    brandde
    C
    brande
    D
    branden

    Slide 17 - Quiz

    (Vinden) je deze les eigenlijk wel leuk?
    A
    Vin
    B
    Vint
    C
    Vindt
    D
    Vind

    Slide 18 - Quiz

    Mevrouw Hooi (vinden) het hopelijk wel wat.
    A
    vind
    B
    vint
    C
    vindt

    Slide 19 - Quiz

    Als Robin nu eens een beetje (opschuiven), dan kan iedereen zitten.
    A
    opschuift
    B
    opschuifd
    C
    opschuivt
    D
    opschuivd

    Slide 20 - Quiz

    Elke ochtend (verspreiden) de jongen zo snel mogelijk de kranten in zijn wijk.
    A
    verspreid
    B
    verspreidt
    C
    verspreidden
    D
    verspreiden

    Slide 21 - Quiz

    Janine (worden) straks met de auto opgehaald.
    A
    worden
    B
    word
    C
    wordt
    D
    werd

    Slide 22 - Quiz

    Dat (gebeuren) nu gelukkig niet meer.
    A
    gebeurt
    B
    gebeurd
    C
    gebeurdt

    Slide 23 - Quiz

    Werk voor deze les:
    De brug, blz. 260, opdracht 1 en 2
    Spelling, h1, blz. 37 (en 36 voor de theorie), opdracht 2, 3 en 4




    Wat niet af is = huiswerk!
    timer
    1:00

    Slide 24 - Slide

    Voorlezen
    Read2me
    Voorleeswedstrijd
    Iedereen moet voorgelezen hebben 
    De beste gaan door 
    timer
    5:00

    Slide 25 - Slide

    Ik weet dat ik bij werkwoordspelling tegenwoordige tijd maar drie keuzes heb.
    😒🙁😐🙂😃

    Slide 26 - Poll

    Lesdoel:
    Aan het einde van deze les 
    • heb je geoefend met werkwoordspelling tegenwoordige tijd (tt)
    • kan je benoemen welke drie keuzes je hebt bij werkwoordspelling tegenwoordige tijd

    Slide 27 - Slide

    Reflectie:
    Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
    Wat kan nog iets beter?

    Slide 28 - Open question

    Feedback:
    Wat vond je fijn/goed aan deze les?
    Wat zou je liever anders willen zien?

    Slide 29 - Open question

    Verleden tijd: zwak of sterk?
    Zwak/regelmatig:
    klank blijft gelijk
    Sterk/onregelmatig:
     klank verandert

    Slide 30 - Slide

    Is het verleden tijd?
    Is het een sterk (onregelmatig) werkwoord?
    Bij sterke (regelmatige) werkwoorden verandert de ik-vorm van klank als je het werkwoord in de verleden tijd zet. 

    Je kunt de verleden tijd dan alleen bepalen als je de verleden tijdsvorm weet. 

    Daar komt dus een stukje taalgevoel/taalervaring bij kijken. Dit moet je dus weten!

    Slide 31 - Slide

    Is het verleden tijd?
    Is het een zwak (regelmatig) werkwoord?
    Regel: Ik vorm + de(n) of te(n) --> de n is voor meervoud
    Eindigt de stam op een t of een d? Dan staat er dus dubbel of dubbel dt!

    Staat de laatste letter van de stam (hele werkwoord -en) in 'T KoFSCHiP?
    (infinitief = wachten - stam = wacht) 
    EV = ik-vorm +te     De hond blaft - De hond blafte     Zij wacht --> Zij wachtte
    MV = ik-vorm +ten   De honden blaffen - De honden blaften     Jullie wachten --> Jullie wachtten

    Staat de laatste letter van de stam niet in 't kofschip?
    (infinitief = blozen -stam = bloz) 
    EV = ik-vorm +de       U bloost --> u bloosde         Hij brandt de kaars - Hij brandde de kaars
    MV = ik-vorm +den    Wij blozen --> wij bloosden       Jullie branden de kaars  - Jullie brandden de kaars

    Slide 32 - Slide

    Slide 33 - Video

    Voltooid deelwoord
    • Heeft een hulp werkwoord nodig,
    • Herken je aan ge-, be- en ver-
    • Eindigt vaak op een d of t

    Twee trucjes:
    1. Je hoort vaak of een voltooid deelwoord op een -t of -d eindigt door het woord langer te maken (er een -e achter te denken).    --> Branden-  gebrande (kaars) -( De kaars IS gisteren) gebrand 
    2. Je kunt de regel van ‘T KoFSCHiP toepassen. 
    • Eindigt de stam op een letter uit 'TKoFSCHiP? Dan schrijf je een t. Vissen - stam = vis - Ik heb gevist
    • Eindigt de stam niet op een letter uit 't kofschip? Dan schrijf je een d.  Rennen - stam = ren - Ik heb gerend

      Slide 34 - Slide

      Slide 35 - Video

      Voltooid deelwoord eindigt op -d of -t
      Als het voltooid deelwoord eindigt op -d of -t en het is bijvoeglijk gebruikt, dan schrijf je het zo kort mogelijk:
      Verpesten - het feest is verpest (voltooid deelwoord) - het verpeste feest (bijv. naamwoord)
      Dus niet zoals je zou spellen in de verleden tijd: hij verpestte het feest!

      Zeven - die bloem is gezeefd (voltooid deelwoord) - de gezeefde bloem (bijv. naamwoord)
      Zoeken - de sleutel is gezocht (voltooid deelwoord) - de gezochte sleutel (bijv. naamwoord)
      Kopen - de trui is gekocht (voltooid deelwoord) - de gekochte trui (bijv. naamwoord)

      Altijd zo kort mogelijk: 
      Je schrijft het bijvoeglijk naamwoord zo kort mogelijk, maar zorgt wel dat de uitspraak nog altijd klopt: geen tt of dd zoals in de verleden tijd gebeurt, behalve als de dd of tt al in het hele werkwoord staan (spelling/uitspraak) 
      ' De verbrede weg' in plaats van 'de verbreedde weg'.
       'De verpotte plant', anders staat er 'de verpote plant'.


      Slide 36 - Slide

      Voltooid deelwoord eindigt op -en
       

      Van verschillende sterke werkwoorden eindigt het voltooid deelwoord op -en
      In deze gevallen eindigt ook het bijvoeglijk naamwoord op -en

      dragen - de pet is gedragen (voltooid deelwoord) - de gedragen pet (bijv. naamwoord)
      helpen - de klant is geholpen (voltooid deelwoord) - de geholpen klant (bijv. naamwoord)
      vallen - de bal is gevallen (voltooid deelwoord) - de gevallen bal (bijv. naamwoord)
      smelten - het ijsje is gesmolten (voltooid deelwoord) - het gesmolten ijsje (bijv. naamwoord)

      Slide 37 - Slide

      Slide 38 - Video

      Slide 39 - Video

      Slide 40 - Video

      Slide 41 - Video