examentraining 4mavo

1 / 33
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat verwacht je van het examen Engels?
Moeilijk
Beetje moeilijk
Beetje makkelijk
Heel makkelijk

Slide 2 - Poll

Hoeveel tijd heb je voor het hele examen?

Slide 3 - Open question

1e tijdvak Engels CE
woensdag 18 mei 2022 13:30- 15:30

Slide 4 - Slide

Wat neem je mee voor je examen Engels?

Slide 5 - Open question

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Bekijk het examen voor je. Welke 2 dingen zijn je opgevallen aan de teksten?

Slide 8 - Open question

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

                                    lees de tekst

Slide 17 - Slide

Wat wordt duidelijk uit dit artikel?

A
De huidige generatie kinderen kijkt nauwelijks nog naar programma’s zoals Sesamstraat.
B
Het kinderprogramma Sesamstraat is niet meer winstgevend genoeg.
C
Het kinderprogramma Sesamstraat wordt voortaan door een commerciële zender uitgezonden.

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Kies bij 40 in de tekst het juiste antwoord uit de gegeven
mogelijkheden.
A
connected
B
fixed
C
important
D
irrelevant

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Questions
Do you know these questions?

Slide 25 - Slide

How does the writer introduce the topic?
A
Hoe stelt de schrijver zich voor?
B
Hoe introduceert de schrijver zichzelf?
C
Hoe introduceert de schrijver het onderwerp?
D
Hoe schrijf je een introductie?

Slide 26 - Quiz

What does the word refer to?
A
Waar wijs je naar?
B
Waar verwijst het woord naar?
C
Wat betekent het woord wijzen?
D
Wat doet het woord verwijzen daar?

Slide 27 - Quiz

What is the main point of paragraph 5?
A
Wat is het belangrijkste punt in alinea 5?
B
Wat is het punt van alinea 5?
C
Welk punt wordt niet gemaakt in alinea 5?
D
Is dat het punt van alinea 5?

Slide 28 - Quiz

What is mentioned about dogs?
A
Wat is er met honden?
B
Hoe worden honden vaak genoemd?
C
Hoe noem je een hond?
D
Wat wordt er gezegd over honden?

Slide 29 - Quiz

What becomes clear in line 17?
A
Dat is duidelijk regel 17.
B
Wie schreef regel 17?
C
Wat wordt er duidelijk in regel 17?
D
Regel 17 lijkt mij duidelijk.

Slide 30 - Quiz

What can be concluded in paragraph 3 and 4?
A
Welke conclusie wordt er gemaakt?
B
Welke conclusie wordt er duidelijk in alinea 3 en 4?
C
Is dat de conclusie van de tekst?
D
Wat is de conclusie?

Slide 31 - Quiz

Which of the following words mean ...
A
Wat betekenen deze woorden?
B
Wat betekent het volgende?
C
Welke van de volgende woorden betekent...
D
Wie is bekend met de volgende woorden?

Slide 32 - Quiz

Aan de slag met het examen
Lees tekst 1 t/m 5 en beantwoord de vragen in je antwoordbijlage

We gaan het einde van deze les of het begin van de volgende les de antwoorden bespreken

Slide 33 - Slide