1.4 Sociale verhoudingen

1.4 Sociale verhoudingen
1 / 34
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

1.4 Sociale verhoudingen

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Interactieve Video
Kinderarbeid in de fabrieken

Slide 3 - Slide

Beeldbronnen
Hoe beoordeel je beeldbronnen?

  1. Bekijk de bron eerst in stukjes
  2. Bedenk welke informatie je uit de stukjes kunt halen
  3. Bekijk de bron in zijn geheel
  4. Welk verhaal wil deze bron vertellen?

Slide 4 - Slide

Hoe zag kinderarbeid eruit?
Bekijk de bron goed

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Wat weet je al
van kinderarbeid?

Slide 12 - Mind map

8

Slide 13 - Video

00:04
Daens (1992)

Slide 14 - Slide

00:08


Waarom zouden kinderen over
de grond kruipen bij de machines?
A
Omdat ze klein zijn en goed alles kunnen pakken wat valt
B
Omdat de volwassenen daar geen zin in hadden
C
Omdat dit een leuk spel was voor kinderen
D
Daar begon iedereen later kon je promotie maken

Slide 15 - Quiz

01:51


Wat is er met het meisje
gebeurd dat op de kar ligt?
A
Het meisje ligt te slapen
B
Zij kan niet lopen want ze is kreupel aan haar voet
C
Zo vervoerden mensen zich veel in de 19de eeuw
D
Het meisje is overleden omdat ze doodgevroren is.

Slide 16 - Quiz

01:52


Zouden er vaker kinderen doodgaan
door de kou of honger in de 19de eeuw?

Slide 17 - Open question

02:01


Je ziet mensen dansen en lachen omdat ze dronken zijn. Waarom dronken veel mensen alcohol in deze tijd?
A
Omdat mensen wel van een feestje hielden
B
Alcohol deed de mensen hun dagelijks ellende van werk even vergeten
C
Alcohol was alleen voor arbeiders, dus zo konden ze hun bazen ontlopen
D
Alcohol hielp tegen de kou.

Slide 18 - Quiz

03:11


Zou deze jongen ook in de fabriek werken?
A
Ja, hij werkt gewoon elke dag behalve zaterdag.
B
Nee, niet elke dag alleen op zaterdag
C
Ja, maar dan krijgt hij minder uren dan de andere kinderen
D
Nee, hij krijgt school les

Slide 19 - Quiz

03:20


Beschrijf de woning van deze arbeiders

Slide 20 - Open question

04:05


Waarom moeten de kinderen
wakker worden?
A
De pastoor is binnen
B
ze moeten straks toch werken

Slide 21 - Quiz


Kinderarbeid

  • Goedkope arbeidskrachten
  • Ze zijn nog jong: je hebt er nog lang wat aan
  • Ze zijn goedkoper dan mannen en vrouwen
  • Hun kleine handen kunnen beter op plekken tussen machines

Slide 22 - Slide

De industriële samenleving 



De Sociale Kwestie

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide


Wat is de Sociale Kwestie? (1)
  • Sociaal: 'betrekking hebbend op de maatschappij, op het welzijn daarvan'
  • kwestie: 'probleem'

  • De slechte woon- en werkomstandigheden van de arbeiders.

  • Eind 19e eeuw, vooral in de steden.

Slide 25 - Slide


Wat is de Sociale Kwestie? (2)
  • ‘De rijken worden rijker, de armen worden armer’

  • Oorzaak:

  • Alleen ‘de rijken’ mogen stemmen
  • Tot 1887 censuskiesrecht

  • Hierdoor blijven ‘de rijken’ aan de macht

Slide 26 - Slide

Wat betekent 'sociaal'?
A
Normaal doen tegen elkaar
B
Iets belangrijk vinden
C
Heeft te maken met de maatschappij
D
Heeft te maken met mensen

Slide 27 - Quiz

Wat is censuskiesrecht?
A
Census betekent volkstelling, dus iedereen met een Nederlands paspoort mag stemmen
B
Alleen mannen mogen stemmen
C
Census betekent opleiding, dus iedereen met een diploma
D
Alleen rijke mannen mogen stemmen

Slide 28 - Quiz

Let op: De weekinkomsten van een mannelijke arbeider
was ongeveer 900 cent (9 gulden)

Slide 29 - Slide

Sociale Wetten
Wetten die het leven van de mensen/arbeiders verbeterden

Slide 30 - Slide

Langzaam verbetering
  • Eerste sociale wetten vanaf 1874: Kinderwetje van Van Houten

  • 1900 Leerplichtwet (slim paard!) + 
1901 Woningwet 
  • Vanaf 1887: uitbreiding kiesgerechtigden
  • 1917: Algemeen Kiesrecht voor mannen
  • 1919: Algemeen kiesrecht voor vrouwen

Slide 31 - Slide

Vóór de Woningwet...
...na de Woningwet

Slide 32 - Slide

Wat als...?
Verschuif de foto naar elk kwadrant en probeer bij elk kwandrant een gevolg te bedenken.

Voorbeeld:
De kinderen doen niets aan hun situatie. Noem hiervan een postitief gevolg.

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Video