Unit 2 All Right recap 2BKT

Oefentoets unit 2
1 / 43
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Oefentoets unit 2

Slide 1 - Slide

Vocabulary

Vertaal de woordjes naar het Nederlands

Slide 2 - Slide

vertaal: ancient

Slide 3 - Open question

vertaal: rectangle

Slide 4 - Open question

vertaal: wooden

Slide 5 - Open question

vertaal: clearly

Slide 6 - Open question

vertaal: pavement

Slide 7 - Open question

vertaal: frying pan

Slide 8 - Open question

vertaal: knife

Slide 9 - Open question

vertaal: broom

Slide 10 - Open question

vertaal: gardener

Slide 11 - Open question

Schrijf de afkorting voluit:
BRB

Slide 12 - Open question

Schrijf de afkorting voluit:
OMW

Slide 13 - Open question

Vocabulary

Vertaal de woordjes naar het Engels

Slide 14 - Slide

vertaal: vorm

Slide 15 - Open question

vertaal: manier

Slide 16 - Open question

vertaal: oversteekplaats

Slide 17 - Open question

vertaal: kom (schaal)

Slide 18 - Open question

vertaal: handdoek

Slide 19 - Open question

vertaal: klusjes

Slide 20 - Open question

vertaal: De bushalte ligt recht tegenover het kasteel.

Slide 21 - Open question

vertaal: Veeg de vloer zo snel mogelijk.

Slide 22 - Open question

Comparative 

Trappen van vergelijking 
Zij is lang
Hij is langer dan ik
Wij zijn het langst

Slide 23 - Slide

Korte woorden (1 lettergreep)
+ er 
+ est 

dark - darker - darkest 
young - younger - youngest 
big - bigger - biggest 
 

Slide 24 - Slide

Lange woorden (3 lettergrepen of meer)
 + more 
+ most 

beautiful - more beautiful - most beautiful 
interesting - more interesting - most interesting



Slide 25 - Slide

Uitzonderingen
good - better - best 
bad - worse - worst 




Slide 26 - Slide

Your jacket is ................. than mine.
(soft)
A
more soft
B
softer

Slide 27 - Quiz

The dog looks ................. than the cat. (happy)
A
more happy
B
happier

Slide 28 - Quiz

That house is the ....................... house in the street.
(big)
A
biggest
B
most big
C
bigest

Slide 29 - Quiz

She is the .................... girl I know.
(beautiful)
A
most beautiful
B
beautifulest

Slide 30 - Quiz

He is the ........................ person in the class.
(nice)
A
nice
B
most nice
C
nicest
D
niceest

Slide 31 - Quiz

VV Katwijk is good, but Willem II is even ...........................
(good)
A
better
B
the best

Slide 32 - Quiz

past simple 

Slide 33 - Slide

Wat is de verleden tijd van schrijven?
A
write
B
wroted
C
wrote
D
writed

Slide 34 - Quiz

Maak deze zin verleden tijd:
I write him a letter.

Slide 35 - Open question

Wat is de past simple van to say?
A
sayed
B
says
C
sais
D
said

Slide 36 - Quiz

Wat is de verleden tijd van know?
A
knew
B
knowed
C
know
D
knewed

Slide 37 - Quiz

Zet deze zin in de verleden tijd.
I know the answer to that question.

Slide 38 - Open question

Vul de past simple in:
My brother ................ his homework yesterday. (to do)

Slide 39 - Open question

Vul de past simple in:
We ............. 50 km last month. (to walk)

Slide 40 - Open question

Vul de past simple in:
I ............ ................. a dog for my birthday. (to get not)

Slide 41 - Open question

Vul de past simple in:

.......... you ............. your wife flowers? (to buy)

Slide 42 - Open question

That's it
Study for the test on your own!

Slide 43 - Slide