Taal - les 11a+11b
1 / 18
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Welk woord kan jij je nog herinneren?
Slide 2 - Open question
Hoe goed wist je de woorden van vorige week nog?
😒🙁😐🙂😃
Slide 3 - Poll
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Sleep de zinnen OP de goede letter.
a.
b.
c.
d.
1. Kees rijdt door het rode licht.
2. Boontje komt om zijn loontje.
3. Kees hoopt dat hij zijn straf ontloopt.
4. Door het rode licht rijden, is strafbaar.
Slide 9 - Drag question
Slide 10 - Slide
De agente brengt ... naar de gevangenis.
Welk woord past het best op de lege plek?
A
de sprinkhaan
B
het slachtoffer
C
de dader
Slide 11 - Quiz
Daar sluit de agente hem op in ...
Welk woord past het best op de lege plek?
A
de cel
B
de celdeur
C
de parkeerplaats
Slide 12 - Quiz
Mama gaat boodschappen doen. Ze zet haar auto even neer op ...
Welk woord past het best op de lege plek?
A
het voertuig
B
de rotonde
C
de parkeerplaats
Slide 13 - Quiz
De ... is dat je de bal drie keer moet overspelen.
Welk woord past het best op de lege plek?
A
voorrangsregel
B
spelregel
C
strafregel
Slide 14 - Quiz
Je geeft ... als je op een kruispunt zegt: 'U mag eerst.'
Welk woord past het best op de lege plek?
A
de misdaad
B
voorrang
C
linksaf
Slide 15 - Quiz
Slide 16 - Slide
De dief: 'Meneer de agent, ik heb niets ... uit de winkel.'
De agent: 'U bent op heterdaad betrapt. Stelen is ......
De agent: 'U heeft ... en u gaat de cel in!
De dief: '....... , ik ben onschuldig.'
De agent: 'Uw geschreeuw is .... . U gaat gewoon mee.'
.....
...
...
...
...
dat slaat nergens op
een misdaad begaan
vergeefs
gestolen
strafbaar
Slide 17 - Drag question
Hoe vond je deze les?
😒🙁😐🙂😃
