Chapter 5 B Theme words klas 1

Sara 
Nazla
Erdem
Hwida 
Muberra
Sam
Marouah
David
Tammy
Manar
Georgi
Inaira
Mohammed
Dominiki
Mehmet
Kuba
Violeta
Achraf
Ilias 
Ahmed
docent
1 / 51
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Sara 
Nazla
Erdem
Hwida 
Muberra
Sam
Marouah
David
Tammy
Manar
Georgi
Inaira
Mohammed
Dominiki
Mehmet
Kuba
Violeta
Achraf
Ilias 
Ahmed
docent

Slide 1 - Slide

Na deze les kan je enkele dieren omschrijven en kan je enkele kenmerken van dieren benoemen. 
Op de volgende slides kies je de correcte vertaling van het dier in het Engels of Nederlands.

Slide 2 - Slide


beer
A
beer
B
bear
C
baer

Slide 3 - Quiz


butterfly
A
botervlieg
B
libelle
C
vlinder

Slide 4 - Quiz


dolfijn
A
dolphin
B
funphin
C
dolfyn
D
dolphyn

Slide 5 - Quiz


olifant
A
elefant
B
oilphant
C
elephent
D
elephant

Slide 6 - Quiz


guinea pig
A
Giunees varkentje
B
cavia
C
ham ster
D
marmot

Slide 7 - Quiz


lion
A
tijger
B
luipaard
C
leeuw
D
panter

Slide 8 - Quiz


lizard
A
varaan
B
gekko
C
hagedis
D
kameleon

Slide 9 - Quiz


papegaai
A
parrot
B
perrot
C
pierrot
D
parot

Slide 10 - Quiz


schildpad
A
shieldpath
B
turtle
C
trurtle
D
trutle

Slide 11 - Quiz


shark
A
hoi
B
hai
C
haai
D
haay

Slide 12 - Quiz


snake
A
is lang
B
slang
C
is kort

Slide 13 - Quiz


schaap
A
cheap
B
goat
C
shiep
D
sheep

Slide 14 - Quiz

Bij de volgende slides zoek je het correcte dier dat bij de omschrijving past.

Slide 15 - Slide

a small reptile with a long body
A
crocodile
B
lizard
C
frog
D
varaan

Slide 16 - Quiz

a brightly coloured tropical bird that can talk
A
hummingbird
B
cockatoo
C
parrot
D
stork

Slide 17 - Quiz

an insect that flies mostly during the day
A
butterfly
B
caterpillar
C
mosquito
D
ladiebug

Slide 18 - Quiz

a large and heavy animal that can stand on two legs like a person
A
rhino
B
bear
C
hippopotamus
D
wildebeast

Slide 19 - Quiz

a small furry animal that can also be a pet
A
moose
B
turtle
C
guinea pig
D
frog

Slide 20 - Quiz

an animal that has a long, thin body and no arms or legs
A
lizard
B
caterpillar
C
cameleon
D
snake

Slide 21 - Quiz

a friendly animal that lives in the sea and can do tricks
A
dolphin
B
shark
C
whale
D
blowfish

Slide 22 - Quiz

a large and dangerous sea animal with very sharp teeth
A
sharp
B
dolphin
C
shark
D
whale

Slide 23 - Quiz

Bij de volgende slides kies je het dier die het beschreven kenmerk heeft.

Slide 24 - Slide

Animal with a trunk
A
sheep
B
elephant
C
rhino
D
hippo

Slide 25 - Quiz

insect with more than 8 legs
A
spider
B
fly
C
butterfly
D
caterpillar

Slide 26 - Quiz

Animal with hooves
A
lion
B
tiger
C
horse
D
dog

Slide 27 - Quiz

Animal that howls
A
tiger
B
wolf
C
cat
D
owl

Slide 28 - Quiz

Animal that lives underground
A
mole
B
guinea pig
C
hummingbird (kolibrie)
D
frog

Slide 29 - Quiz

in de volgende slides kies je de correcte vertaling van het woord dat staat aangegeven.

Slide 30 - Slide

veer
A
fether
B
faether
C
feather
D
father

Slide 31 - Quiz

fin
A
vin
B
fin
C
eind

Slide 32 - Quiz

fur
A
ver
B
facht
C
vagt
D
vacht

Slide 33 - Quiz

horn
A
hoorn
B
horen
C
horn
D
hooren

Slide 34 - Quiz

paw
A
arm
B
kop
C
poot
D
vleugel

Slide 35 - Quiz

scales
A
schalen
B
schubben
C
schrubben
D
pels

Slide 36 - Quiz

Bij de volgende slides kijk je naar het plaatje en kies je het juiste woord bij het getal.

Slide 37 - Slide


klik op het plaatje om te vergroten.
Nummer 1
A
beak
B
fur
C
whiskers
D
paw

Slide 38 - Quiz


klik op het plaatje om te vergroten.
Nummer 2
A
wing
B
tail
C
claw
D
paw

Slide 39 - Quiz


klik op het plaatje om te vergroten.
Nummer 3
A
paw
B
claw
C
whiskers
D
wing

Slide 40 - Quiz


klik op het plaatje om te vergroten.
Nummer 4
A
feathers
B
paw
C
snout
D
fur

Slide 41 - Quiz


klik op het plaatje om te vergroten
nummer 5
A
fur
B
trunk
C
wing
D
beak

Slide 42 - Quiz


klik op het plaatje om te vergroten
nummer 6
A
beak
B
snout
C
whisker
D
paw

Slide 43 - Quiz


klik op het plaatje om te vergroten
nummer 7
A
paw
B
hoof
C
claw
D
nail

Slide 44 - Quiz

De laatste oefening van vandaag.

Je ziet twee woorden dik gedrukt in de zin staan. Één van de twee woorden is goed. Kies het juiste woord.
At last!

Slide 45 - Slide


The dog raised his fin / snout and sniffed.
A
fin
B
snout

Slide 46 - Quiz


A rhinoceros has just one horn / beak.
A
horn
B
beak

Slide 47 - Quiz


Look, I found an eagle paw / feather.
A
paw
B
feather

Slide 48 - Quiz


A python usually has brown and cream coloured scales / whiskers.
A
scales
B
whiskers

Slide 49 - Quiz


I just saw a claw / fin of a dolphin above the water over there.
A
claw
B
fin

Slide 50 - Quiz

Well done, you are finished for today.

Leren voor de volgende les de woorden die horen bij C reading op slim stampen, chapter 5

Slide 51 - Slide