P5L6 - 3HD - Maandag - SO Grammatica

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Welkom 3HD

: )

Maandag

Planning van dit uur

• SO Grammatica 

Aan het einde van deze les

• heb je de SO gemaakt 

SO maken

Hoe	- Individueel, in stilte - Op tafel: pen - Op de grond: leesboek
Hulp	- Vinger opsteken - Extra papier? Blad opsteken
Tijd	Tot het einde van de les
Uitkomst	Cijfers volgen via Som (binnen twee weken)
Klaar	- Lees in je leesboek - Wacht in stilte tot de bel gaat

Welkom 3HD

: )

Dinsdag

Planning van dit uur

• Samen oefenen grammatica 
  
• Individueel werken aan grammatica 

Aan het einde van deze les

• heb je alle zinsdelen herhaald die je tot nu toe hebt geleerd in havo 1 t/m havo 3
• heb je alle woordsoorten herhaald die je tot nu toe hebt geleerd in havo 1 t/m havo 3

Presentaties

Wie	Alisha en Esther
Wat	- Luister in stilte en met respect naar jouw klasgenoot - Doe actief mee met de discussie aan het einde - Één leerling: geeft feedback
Hoe	Klassikaal
Tijd	Alleen: 10 minuten, samen: 15-20 minuten
Uitkomst	Deze presentatie is voor een cijfer
Klaar	Hierna gaan we verder met de les

Omdat ze docent Nederlands is,

geeft Annemarijn mijn vader een boek voor zijn verjaardag. 

Ik ben uitgeput maar ik loop strompelend 

nog wel een stuk door. 

Individueel werken

Wat	Maak opdracht 1 t/m 10 van 5.9 Spelling
Hoe	Invididueel, in stilte - na vijf minuten fluisterend overleggen
Hulp	Steek je vinger op, dan kom ik langs
Tijd	Tot het einde van de les
Uitkomst	Deze leerstof komt terug op de repetitie van hoofdstuk 4 en 5
Klaar	Werk aan een samenvatting voor de repetitie en/of testweektoets

Wat is de juiste spelling?

1. Het boek ligt er naast.
2. Het boek ligt ernaast.

Regel:

meestal aan elkaar

Wat is de juiste spelling?

1. Hij gaat er van uit dat ik kom.
2. Hij gaat ervanuit dat ik kom.
3. Hij gaat ervan uit dat ik kom.

Regel:

splitsbare werkwoorden schrijf je los

Wat is de juiste spelling?

1. Wie leest er voor?
2. Wie leest ervoor?

Wat is de juiste spelling?

1. Pim zat links, Hester zat rechts. Tom zat ertussenin.
2. Pim zat links, Hester zat rechts. Tom zat er tussenin.
3. Pim zat links, Hester zat rechts. Tom zat er tussen in.

Wat is de juiste spelling?

1. Waar kan je patat halen? Hiertegenover.
2. Waar kan je patat halen? Hier tegen over.
3. Waar kan je patat halen? Hier tegenover.

Wat is de juiste spelling?

1. Waar zat hij? Hij zat achter in de auto.
2. Waar zat hij? Hij zat achterin de auto.

Wat is de juiste spelling?

1. Waar zat hij? Hij zat achter in.
2. Waar zat hij? Hij zat achterin.

Wat is de juiste spelling?

1. Leg het boek maar bovenop de stapel.
2. Leg het boek maar boven op de stapel.

Er (hier, daar, waar) + voorzetsel

• Meestal aan elkaar

Samenvatting van de les

Jij

• hebt alle zinsdelen herhaald die je tot nu toe hebt geleerd in havo 1 t/m havo 3

Bijvoeglijk naamwoord