Les WIA

1 / 26
next
Slide 1: Slide
SociaalzekerheidsrechtMBOStudiejaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Anne (nu 32 jaar) is in juni 2015 afgestudeerd. Op 1 september 2015 is zij begonnen met werken. Haar salaris was € 1.200,00 per maand. Helaas heeft zij op 15 maart 2020 een auto-ongeluk gekregen. Zij is daardoor in de Ziektewet gekomen. Na 104 weken is ze nog steeds 80% arbeidsongeschikt. De artsen verwachten wel dat zij kan herstellen. Zij heeft op dit moment geen arbeidsinkomen.
Vraag: op welke vorm van WIA-uitkering heeft zij recht? IVA of WGA, en waarom?

Slide 13 - Open question

WGA, want wel 80% arbeidsongeschikt maar niet duurzaam

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Anne (geboren in 1990) was op 1 september 2015 gaan werken, en werd op 15 maart 2020 ziek. Doordat zij na 104 weken nog steeds 80% arbeidsongeschikt is, heeft zij recht op een WGA-uitkering.
Wat voor soort uitkering zal zij ontvangen: loongerelateerd, loonaanvullend of een vervolguitkering? Motiveer je antwoord.

Slide 20 - Open question

Ziektetijd telt ook mee voor de berekening van het arbeidsverleden. In die tijd ben je namelijk ook gewoon verzekerd.
Anne voldoet dus zonder meer aan de referte-eis: wekeneis, maar ook aan de jareneis.
Dan heeft zij recht op een loongerelateerde uitkering.

Daarna is het de vraag of zij de resterende verdiencapaciteit kan verdienen of minstens de helft daarvan. Dan krijgt ze een loongerelateerde uitkering en anders wordt het een vervolguitkering.

Haar inkomen was € 1.200. Wat wordt de hoogte van haar uitkering?
Leg uit hoe je aan dit antwoord komt.

Slide 21 - Open question

Zij heeft recht op een loongerelateerde uitkering. Dit betekent dat zij de eerste twee maanden 75% krijgt en daarna 70% van haar laatstverdiende loon dat 1200 bedraagt. Dus 900 of 840.
Bereken de duur van de uitkering en neem deze op in je antwoord.

Slide 22 - Open question

Loongerelateerde uitkering, daarna afhankelijk van restverdiencapaciteit een loonaanvullingsuitkering of vervolguitkering.
Daarna arbeidsverleden berekenen. Ze is 18 geworden na 1998. Begonnen met werken in 2015 - 2022: feitelijk arbeidsverleden = 7 jaar = 7 maanden

Fictief arbeidsverleden: 18 geworden na 1998 dus geen fictief arbeidsverleden

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Slide 26 - Slide

This item has no instructions