25 mrt: herhaling: 23, 24, 25, 26

Welkom havo 1A!

1 / 43
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 1 min

Items in this lesson

Welkom havo 1A!

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Op tafel:
- laptop en log in op LessonUp
- stencil huiswerk
- map
- pen

Welkom havo 1A
timer
3:30
Ga zitten volgens de plattegrond. 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Vandaag maandag 25 maart:
Bespreken antwoorden stencil
Mededeling boekopdracht
Herhaling les 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Lesstof PTO-3:
 Les 20 t/m 28. 

Woensdag 3 april

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Mededeling
Leerlingen die de boekopdracht nog niet hebben ingeleverd: 
Amrisha, Chaimae, Diya, Hamza, Jorin, Noura, Ramia, Rayan, Roshan, Sinem, Zakaria

Lever het in vóór zaterdag 30 maart 23.30 uur. 
Nu alleen 1 punt eraf. 
Daarna krijg je een '1'. 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Bespreken stencil
Pak een pen en verbeter je antwoorden.
Kijk zelf je antwoorden na aan de hand van het nakijkmodel.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Herhalen
Vandaag herhalen les 23, 24, 25 en 26

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Kern les 23 en 24
Je weet wat typische en atypische eigenschappen zijn van helden en schurken.
Je weet wat personages, typen en karakters zijn.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Helden
Helden geven inspiratie.
Boodschap: je moet niet opgeven, hoe moeilijk de situatie ook is. 

Kenmerken van helden:
- Een held gedraagt zich meestal goed en redt de mensheid van het kwaad
- Vertonen ook minder goed gedrag: ongeduld of wraakzucht
- Kenmerkende kleding, speciale wapens of een bijzonder vervoersmiddel.
- Ze krijgen vaak hulp van een vriend of een wijze raadsman, -vrouw.

Slide 9 - Slide

Tot hier gekomen. Nog een opdracht hierover op Magister zetten. 
Wat zijn kenmerken van helden?

Slide 10 - Mind map

This item has no instructions

Wat is géén kenmerk van een held?
A
Krijgshaftig
B
Slim
C
Aardig
D
Superkrachten

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Wie vind jij een held? Dit keer iemand uit het 'echte' leven.

Slide 12 - Mind map

This item has no instructions

Idool
Een idool is iemand waar je bewondering voor hebt en tegenop kijkt. 
Meestal worden posters, filmpjes van deze mensen bewonderd. 
Idolen hebben heel veel fans.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Maar helden zijn niet perfect...
Ze zijn soms wat onbezonnen, ongeduldig of wraakzuchtig
En..
Ze hebben vaak een achilleshiel... 

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

En noem nu eens een schurk?

Slide 15 - Mind map

This item has no instructions

Schurken
Geen held, zonder schurk
Tegenpool van de held
Ze zijn slecht: in- en ínslecht.
In een verhaal overwint het goede (de held) meestal het kwade.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

AntiHeld
Beetje sullige, sukkelige held
Bijv. onhandig, oenig type 
(niet: het tegenovergesteld van een held, want dat is de schurk) 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Kern les 25
Je leert hoe je een alinea kunt herkennen in een tekst.
Je leert hoe je een tekst kunt indelen in alinea's.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Hoe ziet een alinea er meestal uit?
A
een paar woordjes
B
1000 woorden
C
een paar zinnen
D
3 pagina's

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een deelonderwerp?

*aspect betekent onderdeel*
A
een onderwerp van een hoofdstuk
B
een aspect van het onderwerp
C
een aspect van het slot
D
een onderwerp van de eerste alinea

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Wat zou een deelonderwerp kunnen zijn in een tekst over school?
A
De dierenwinkel
B
De geschiedenis van voetbal
C
Pauzes in de aula
D
Zakgeld

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Iedere alinea heeft een inleiding, een kern en een slot.
A
Nee, dat is alleen bij de gehele tekst
B
Ja, ieder deelonderwerp heeft een inleiding, kern en slot

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Waarom begint de schrijver op de plaats van de rode stip een nieuwe alinea?
A
Dat is onduidelijk. Hij had daar geen nieuwe alinea moeten beginnen.
B
Daar gaat hij over op andere hoofdpersonen.
C
Daar begint hij uit te leggen waarom hij gespannen is
D
Hij maakt een soort sprongetje in de tijd

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Mag je een tussenkopje boven de allereerste alinea schrijven?
A
Ja, je moet toch kunnen zien waar de tekst over gaat
B
Nee, bij de inleiding schrijf je nooit een tussenkopje

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Les 26
Je leert zinsverbanden en verbindingswoorden/signaalwoorden herkennen.  

Slide 25 - Slide

tot hier
Zinsverbanden

Je leert hoe je het verband tussen zinnen in een alinea aangeeft. 

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Les 26 Zinsverbanden

Je leert hoe je het verband tussen zinnen binnen een alinea. 

Verbindingswoorden geven een verband aan.

Ik let op in de les, omdat ik een goed cijfer wil halen. 

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

In je boek staan een heleboel zinsverbanden met verbindingswoorden en die moet je allemaal kennen (pg. 106).

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Welk soort verband zie je in deze zin?
Ik houd van sneeuw, echter ik vind het ook wel een gedoe.
timer
0:40
A
tijd
B
oorzaak-gevolg
C
reden
D
tegenstelling

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Welk soort verband zie je in deze zin?
Ik houd niet van fietsen, dus ga ik altijd met de bus.
timer
0:40
A
concluderend
B
vergelijking
C
tijd
D
tegenstelling

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

"Mijn moeder houdt van musea. Vorige week was ze in het Fries Museum. Ook ging ze naar de Kunsthal." Welk woord geeft het zinsverband aan en welk verband is dit?

Slide 31 - Open question

This item has no instructions

"Ten eerste ...
Daarnaast"

Welk verband is dit?
A
Uitspraak-opsomming
B
Uitspraak-tegenstelling
C
Uitspraak-voorbeeld

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

"en"

Welk verband is dit?
A
Opsommend verband
B
Tegenstellend verband
C
Verband met een voorbeeld

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

"Maar"

Welk verband is dit?
A
Uitspraak-voorbeeld
B
Uitspraak-opsommend
C
Uitspraak-tegenstelling

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

"Daarnaast"

Welk verband is dit?
A
Uitspraak-opsommend
B
Uitspraak - tegenstelling
C
Uitspraak-voorbeeld

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Uitspraak - opsomming
Uitspraak - tegenstelling
Uitspraak - voorbeeld
Niet alleen ... maar ook
bijvoorbeeld
Daar staat tegenover
Maar
Ook
Bovendien
Daarentegen
Integendeel
Zoals

Slide 36 - Drag question

This item has no instructions

We hebben bijna vakantie maar moeten eerst nog ruim een week naar school.
A
Uitspraak-opsomming.
B
Uitspraak-tegenstelling.
C
Uitspraak-voorbeeld.

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

We hebben broodjes gekocht maar ook beleg en drinken.
A
Uitspraak-opsomming.
B
Uitspraak-tegenstelling.
C
Uitspraak-voorbeeld.

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Ik vind niks aan hardlopen. Ten eerste word je er moe van en ten tweede is het saai.
A
Uitspraak-opsomming.
B
Uitspraak-tegenstelling.
C
Uitspraak-voorbeeld.

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Mia houdt van fantasy-boeken, zoals de Harrypotterreeks.
A
Uitspraak-opsomming.
B
Uitspraak-tegenstelling.
C
Uitspraak-voorbeeld.

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Noteer het signaalwoord en het zinsverband:

Frisdrank is erg ongezond, zo zit er heel veel suiker in.

Slide 41 - Open question

This item has no instructions

Noteer het signaalwoord en het zinsverband:

Mijn zus houdt van winkelen maar haar vriend vindt het vreselijk.

Slide 42 - Open question

This item has no instructions

Oefenen met les 25
Maak de vragen van het stencil.
Neem het stencil met je antwoorden morgen mee. 

Slide 43 - Slide

This item has no instructions