Vraag en Aanbod

 Vraag en Aanbod
1 / 28
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

 Vraag en Aanbod

Slide 1 - Slide

Leerdoelen

- Je weet dat de producenten de aanbieders van producten zijn en dat consumenten de vragers van producten zijn.
- Je kunt uitleggen wat de invloed is van de prijs op het aanbod van en de vraag naar een product.
- Je kunt uitleggen dat de verkoopprijs van een product de prijs is waar vraag en aanbod samenkomen (= evenwichtsprijs).

 




Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Verkoopprijs

Verkoopprijs: de prijs die gevraagd wordt voor het product of dienst

Bij het vaststellen van de verkoopprijs van zijn product houdt een ondernemer rekening met de concurrentie. Maar niet ieder bedrijf heeft evenveel concurrentie.






Slide 4 - Slide

Bedenk een bedrijf dat bij het vaststellen van
de verkoopprijs veel rekening
moet houden met concurrentie.

Slide 5 - Mind map

Bedenk ook een bedrijf dat juist
weinig rekening hoeft te houden met
concurrentie bij het vaststellen van de verkoopprijs.

Slide 6 - Mind map

Vraag en aanbod
Een consument is een vrager van producten.

Welke producten worden gevraagd hangt af van de behoeften van de consument.



Slide 7 - Slide

Vraag en aanbod
De behoeften worden bepaald door persoonlijke factoren, zoals
- gezinssamenstelling
- beroep
- opleiding
- inkomen





Slide 8 - Slide

Vraag en aanbod
Daarnaast hangt de vraag af van: de prijs van het product.

Meestal geldt dat als de prijs stijgt, de vraag af zal nemen.



Slide 9 - Slide

Tekst

Slide 10 - Slide

Vraaglijn
In de grafiek zie je een vraaglijn.

In de vraaglijn is het verband tussen:
- de prijs van een product en
- de gevraagde hoeveelheid van dat product weergegeven.

Op de verticale as zie je de prijs.
Op de horizontale as de gevraagde hoeveelheid.



Slide 11 - Slide

Je ziet dat de vraaglijn daalt.
Vul 'hoog' of 'laag' in.

Bij een hoge prijs is de gevraagde hoeveelheid __________
A
hoog
B
laag

Slide 12 - Quiz

Je ziet dat de vraaglijn daalt.
Vul 'hoog' of 'laag' in.

- Bij een lage prijs is de gevraagde hoeveelheid __________
A
hoog
B
laag

Slide 13 - Quiz

Het aanbod van een product
Bedrijven (producenten) zijn de aanbieders van producten.

Om te kunnen blijven bestaan is het nodig dat bedrijven winst maken.
De bedrijven zullen alleen producten aanbieden als de verkoopprijs hoger is dan de inkoopprijs.



Slide 14 - Slide

Het aanbod van een product
Soms kan een bedrijf de prijs van een product helemaal zelf vaststellen, maar vaker zal hij bij het vaststellen rekening houden met zijn concurrenten.





Slide 15 - Slide

Het aanbod van een product
Zijn er heel veel concurrenten, dan heeft de aanbieder zelf weinig invloed op de prijs.

Hoeveel producten een bedrijf aanbiedt hangt dan af van de prijs.
Meestal geldt dat als de prijs stijgt, de ondernemer meer producten zal aanbieden.





Slide 16 - Slide

Aanbodlijn
In de grafiek zie je een aanbodlijn.
In de aanbodlijn is het verband tussen:
- de prijs van een product en
- de gevraagde hoeveelheid van dat product weergegeven.
Op de verticale as zie je de prijs.
Op de horizontale as de gevraagde hoeveelheid.






Slide 17 - Slide

Je ziet dat de vraaglijn daalt.
Vul 'hoog' of 'laag' in.

Bij een lage prijs is de gevraagde hoeveelheid__________
A
hoog
B
laag

Slide 18 - Quiz

Je ziet dat de vraaglijn daalt.
Vul 'hoog' of 'laag' in.

Bij een hoge prijs is de aangeboden hoeveelheid________
A
hoog
B
laag

Slide 19 - Quiz

Vraag en aanbod
Van veel producten wordt de prijs bepaald door de vraag naar het product en het aanbod van het product.






Slide 20 - Slide

Vraag en aanbod
In de grafiek hiernaast zie je een vraaglijn en een aanbodlijn.
De aanbodlijn geeft aan hoeveel bedrijven bij verschillende prijzen willen aanbieden.

De vraaglijn geeft aan hoeveel consumenten bij verschillende prijzen willen kopen.
 








Slide 21 - Slide

Vraag en aanbod
Er is één prijs waarbij vraag en aanbod aan elkaar gelijk zijn.
Je noemt dit de evenwichtsprijs.
Bij de evenwichtsprijs hoort de evenwichts-hoeveelheid.


Van een product waarvan de prijs wordt bepaald door vraag en aanbod is de prijs vaak de evenwichtsprijs. 








Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Stel dat de prijs hoger is dan de evenwichtsprijs. Dan is de vraag naar het product _______ dan het aanbod.
De aanbieders van het product zullen dan bereid zijn het product voor een lagere prijs te verkopen. De prijs zal dan _______. De prijs zal op de evenwichtsprijs uitkomen.

kleiner
stijgen
dalen
groter

Slide 24 - Drag question

Stel dat de prijs lager is dan de evenwichtsprijs. Dan is de vraag naar het product _______ dan het aanbod.
De aanbieders van het product zullen dan bereid zijn het product voor een lagere prijs te verkopen. De prijs zal dan _______. De prijs zal op de evenwichtsprijs uitkomen.

kleiner
stijgen
dalen
groter

Slide 25 - Drag question

Sleep de woorden naar de juiste plek in de tekst en controleer je antwoord.

Vraag en aanbod samenvatting
Van veel producten wordt de prijs bepaald door 'vraag en aanbod'. _______ zijn de vragers van de producten.
Aanbieders van de producten zijn de bedrijven of _______.
toenemen
evenwichtsprijs
producenten
afnemen
concurrentie
Consumenten

Slide 26 - Drag question

Sleep de woorden naar de juiste plek in de tekst en controleer je antwoord.

Vraag en aanbod samenvatting
Als er van één product veel aanbieders zijn is er sprake van veel _______.
Voor de vraag naar een product geldt: Als de prijs van een product stijgt, zal de vraag naar het product _______.
toenemen
evenwichtsprijs
producenten
afnemen
concurrentie
Consumenten

Slide 27 - Drag question

Sleep de woorden naar de juiste plek in de tekst en controleer je antwoord.

Vraag en aanbod samenvatting

Voor het aanbod van een product geldt: Als de prijs van een product stijgt, zal het aanbod van het product _______.

Van een product waarvan de prijs wordt bepaald door vraag en aanbod is de (ver)koopprijs de _______.
toenemen
evenwichtsprijs
producenten
afnemen
concurrentie
Consumenten

Slide 28 - Drag question