H3 Woordenschat: vast voorzetsel en voorzetseluitdrukkingen

Nederlands
H3 Lezen en Woordenschat

dinsdag 19 januari -  2hb
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Nederlands
H3 Lezen en Woordenschat

dinsdag 19 januari -  2hb

Slide 1 - Slide

Hoe gaat het met je?

Slide 2 - Open question

H3 Woordenschat
Aan het eind van de les kun je:
vaste voorzetsels en voorzetseluitdrukkingen herkennen, begrijpen en gebruiken. 

Slide 3 - Slide

Voorzetsels

Slide 4 - Mind map

Vaste voorzetsels
Veel werkwoorden hebben een vast voorzetsel: 
  • vertrouwen op
  • beschikken over
  • zich schamen voor.

Slide 5 - Slide

Vaste Voorzetsels
De betekenis van het werkwoord verandert soms als er zo'n vast voorzetsel bij staat of als je het voorzetsel verandert.

Denk maar aan:
  • LACHEN NAAR
betekent iets heel anders dan
  • LACHEN OM

Slide 6 - Slide

Combinaties met vast voorzetsel
We kennen twee soorten combinaties:

  1. zelfstandig naamwoord + werkwoord + vast voorzetsel
  2. bijvoeglijk naamwoord + werkwoord + vast voorzetsel

Slide 7 - Slide

Zelfstandig naamwoord + werkwoord + vast voorzetsel
  • verstand (zn) hebben van 
  • bezwaar (zn) hebben tegen
  • gebrek (zn) hebben aan

Slide 8 - Slide

Zelfstandig naamwoord +
werkwoord + vast voorzetsel

Slide 9 - Mind map

Bijvoeglijk naamwoord + werkwoord + vast voorzetsel
  • verslaafd (bn) zijn aan
  • bang (bn) zijn voor
  • dol (bn) zijn op 

Slide 10 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord +
werkwoord + vast voorzetsel

Slide 11 - Mind map

Voorzetseluitdrukkingen
Voorzetseluitdrukkingen zijn woordcombinaties die je kunt vervangen door één voorzetsel.
  

  • door middel van   -->    door, met
  • in verband met     -->    door, wegens  

Slide 12 - Slide

Een aantal voorbeelden

Slide 13 - Slide

Voorzetseluitdrukkingen

Slide 14 - Mind map

Zijn er nog vragen over vaste voorzetsels en voorzetseluitdrukkingen?

Slide 15 - Open question