§6.5 Elektrische energie

Elektrische energie

Na deze les weet je: 

  1. Wat vermogen is
  2. Hoe je energieverbruik berekent
  3. Wat een kWh is 🤔
  4. Hoe je energiekosten berekent


1 / 19
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Elektrische energie

Na deze les weet je: 

  1. Wat vermogen is
  2. Hoe je energieverbruik berekent
  3. Wat een kWh is 🤔
  4. Hoe je energiekosten berekent


Slide 1 - Slide

Spanning:

  • Zorgt ervoor dat er een stroom kan gaan lopen.
  • Hoe hoger de spanning, hoe meer elektrische energie de stroom afgeeft.
  • En hoe groter de stroom wordt.
  • Daarom kan een apparaat dat veel energie verbruikt niet op een batterij werken



Stroom:

  • Vervoert de elektrische energie.
  • Wordt niet 'verbruikt'

Slide 2 - Slide

Wat is vermogen?
Vermogen is de hoeveelheid energie die een apparaat per seconde nodig heeft om te kunnen werken

Vermogen: P = E / t

Eenheid = J/s = watt (W)

Slide 3 - Slide

615000 W        2000 W            10 W             0,0001 W
Je kan natuurlijk weer voorvoegsels gebruiken: mW, kW

Slide 4 - Slide

615000 W = ... kW
A
6150 kW
B
0,615 kW
C
615 kW
D
6,15 kW

Slide 5 - Quiz

615000 W = 615 × 1000 W = 615 kW

Slide 6 - Slide

0,0001 W = ... mW
A
100 mW
B
10 mW
C
1 mW
D
0,1 mW

Slide 7 - Quiz

0,0001 W = 0,1 × 1/1000 W = 0,1 mW

(zet de komma 3 plekken naar rechts)

Slide 8 - Slide

Energie in J
We hadden: P = E / t
Maar dan ook: E = P × t        (ga na dat dit klopt!)

P = vermogen in watt (W)
t = tijd in seconde (s)
E = energieverbruik in joule (J)

Slide 9 - Slide

Je fietst 50 s op een elektrische fiets.
De fiets levert een vermogen van 250 W.
Bereken de gebruikte energie in joule (J)
E=Pt

Slide 10 - Open question

Je fietst 50 s op een elektrische fiets.
De fiets levert een vermogen van 250 W. 
Bereken de gebruikte energie in joule (J)
Gegeven: P = 250 W en t = 50 s
Gevraagd: de verbruikte energie in joule
Formule: E = P × t
Berekenen: E = 50 × 250 = 12500 J
Antwoord: Gebruikte energie is E = 12500 J
(=12,5 kJ)

Slide 11 - Slide

Energie in kilowattuur
De energiemeter in huis gebruikt een andere eenheid van energie, niet de joule maar de kilowattuur (kWh). Om die te gebruiken, rekenen we het vermogen in kilowatt (kW), en de tijd in uur (h).


P = vermogen in kW
t = tijd in uur (h)
E = energie in kilowattuur (kWh)
We gebruiken nog steeds:
Energie = vermogen × tijd
E = P × t

Slide 12 - Slide

Energie in kilowattuur
De kilowattuur (kWh) is dus een eenheid van energie.

Als je een machine met een vermogen van 1 kW één uur laat werken heeft het een energie van 1 kWh verbruikt.

Slide 13 - Slide

Energie in joule

Neem vermogen P in watt.
Neem t in seconden.
E = P × t
Antwoord in joule.
Energie in kilowattuur

Neem vermogen P in kilowatt.
Neem t in uur.
E = P × t
Antwoord in kilowattuur (kWh).

Slide 14 - Slide

voorbeeld
Een oven van 2000 W staat 90 minuten aan.
Wat is de verbruikte energie in kWh?

Vermogen: P = 2000 W = 2 kW
Tijd: t = 90 min = 1,5 h
E = P × t
E = 2 × 1,5 = 3 kWh

Slide 15 - Slide

Energiekosten
1 kWh kost ongeveer 22 cent. Deze kosten worden door het energiebedrijf in rekening gebracht.

Hebben je zonnepanelen vorig jaar 2920 kWh opgebracht, dan scheelt dat dus 2920 × 0,22 = 642€ op de elektriciteitsrekening.

Slide 16 - Slide

Een elektrische kachel van 1250 W staat 4 uur aan. De kachel verbruikt dan ... kWh?
En hoeveel kostte dat?
E=Pt

Slide 17 - Open question

Antwoord
Vermogen P = 1250 W
P = 1,25 kW
Tijd t = 4 h
E = P × t
E = 1,25 × 4 = 5 kWh
Kosten: 5 × 0,22 = 1,10 euro

Slide 18 - Slide

kilowattuur omrekenen naar joule
1 kilowattuur (kWh) is 1000 watt 1 uur lang.
Dat is dus 1000 joule/seconde gedurende 3600 s.
Dat komt dus uit op 1000 × 3600 = 3 600 000 J = 3,6 MJ

1 kWh = 3,6 MJ

Slide 19 - Slide