3.2 Wat voor baan wil jij?

STARTKLAAR
- Ga zitten volgens de plattegrond
-  iPad DICHT op tafel 
- Boek op tafel
- Pen op tafel
1 / 46
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo lwoo, b, kLeerjaar 2

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

STARTKLAAR
- Ga zitten volgens de plattegrond
-  iPad DICHT op tafel 
- Boek op tafel
- Pen op tafel

Slide 1 - Slide

Hoofdstuk 3
Aan het werk!

Slide 2 - Slide

Terugblik paragraaf 3.1
Wat weet je nog?

Slide 3 - Open question

Paragraaf 3.2
Wat voor baan wil jij? 

Slide 4 - Slide

Wat lijkt jou een
leuke baan?

Slide 5 - Mind map

Leerdoelen
Je leert in deze paragraaf:
• wat het verschil is tussen een vaste baan en een tijdelijke baan.
• wat het verschil is tussen een deeltijdbaan en een voltijdbaan.
• hoe je een cirkeldiagram kunt aflezen.
• in welke productiesectoren je kunt werken.
• wat het nut is van arbeidsverdeling.
Kader => hoe je een cirkeldiagram kunt tekenen.

Slide 6 - Slide

Tijdelijk of vast?
Een arbeidsovereenkomst (contract) kan tijdelijk of vast zijn.


Tijdelijke baan:
voor bepaalde tijd, tot een afgesproken einddatum.


Vaste baan:
voor onbepaalde tijd, zonder afgesproken einddatum.


Je begint vaak met een tijdelijke baan.
Het kan daarna een vaste baan worden:
  • als je goed functioneert
  • als er voldoende werk is.





Slide 7 - Slide

Een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd noem je een
A
vaste baan
B
tijdelijke baan

Slide 8 - Quiz

Wat kan een reden zijn dat je als werknemer eerst een tijdelijke baan krijgt?
A
Omdat de meeste werknemers geen vaste baan willen hebben.
B
Omdat een werkgever jou dan een lager uurloon hoeft te betalen.
C
Omdat een werkgever eerst wil aankijken of je geschikt bent voor het werk.

Slide 9 - Quiz

Aantal uren per week
Met een volledige werkweek heb je een voltijdbaan of fulltimebaan.

Bij veel bedrijven is een volledige werkweek 36, 38 of 40 uur per week.

Met een deeltijdbaan of parttimebaan werk je minder dan het volledige aantal uren per week.
 





Slide 10 - Slide

Een ander woord voor een voltijdbaan is een
A
fulltime baan
B
parttime baan

Slide 11 - Quiz

Een ander woord voor een deeltijdbaan is een
A
fulltime baan
B
parttime baan

Slide 12 - Quiz

Hoeveel uur werk je minstens per week als je een voltijdbaan hebt?
A
30 uur
B
32 uur
C
36 uur
D
40 uur

Slide 13 - Quiz

John werkt 32 uur per week. Heeft hij een voltijdbaan of een deeltijdbaan?
A
voltijd
B
deeltijd

Slide 14 - Quiz

Verschillende soorten beroepen en bedrijven
Bedrijven kun je indelen drie productiesectoren:





Slide 15 - Slide

Noem een beroep wat je leuk lijkt.
In welke sector ga je dan werken?

Slide 16 - Open question

Wie doet wat?
Het werk bij bedrijven is verdeeld in verschillende banen.
Elke werknemer heeft zijn eigen taken. Dit noem je arbeidsverdeling.

Slide 17 - Slide

Noem een voorbeeld van arbeidsverdeling bij jou op school.

Slide 18 - Open question

Welk voordeel heeft een bedrijf van een goede arbeidsverdeling?
A
Het personeel heeft meer variatie in het werk.
B
Het personeel kan meer en beter produceren.
C
Het werk kan eenvoudig door een andere medewerker worden overgenomen.

Slide 19 - Quiz

Cirkeldiagram
Een cirkeldiagram laat zien hoe een geheel in delen is verdeeld.





Slide 20 - Slide

Hoeveel procent is de helft van een cirkel?
A
10 %
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 21 - Quiz

Kader

Slide 22 - Slide

Een cirkeldiagram tekenen
In een cirkeldiagram is de hele cirkel 100%.
  • Verdeel de cirkel dun met potlood in vieren.
  • Elk deel is 100% ÷ 4 = 25%.
  • Zo kun je goed inschatten hoe groot een bepaald deel moet worden.

Van de werknemers in een bedrijf heeft
  • 70% een voltijdbaan
  • 30% een deeltijdbaan

  • Teken vanuit het middelpunt een beginlijn
en een lijn naar 70%.
  • Geef de twee vlakken een verschillende kleur.
  • Maak een legenda of schrijf in elk vlak wat het is.
  • Boven de grafiek zet je een titel.





Slide 23 - Slide

Check leerdoelen
Je kunt nu:

    • het verschil tussen een vaste baan en tijdelijke baan uitleggen (opdracht 1, 2, 3).
    • uitleggen wat het verschil is tussen een deeltijdbaan en voltijdbaan (opdracht 4, 5, 6, 7). gegevens uit een cirkeldiagram aflezen (opdracht 8, 9).
    • de drie productiesectoren noemen en er voorbeelden bij geven (opdracht 10, 11, 12, 13, 14). uitleggen wat arbeidsverdeling is en het nut ervan noemen (opdracht 15, 16, 17).
    • Kader => een cirkeldiagram tekenen (opdracht 18, 19).

    Slide 24 - Slide

    Wat heb je geleerd?

    Slide 25 - Open question

    Wat vond je moeilijk?

    Slide 26 - Open question

    Aan de slag
    • Maak nu paragraaf 3.2 =>  opdracht 1 t/m 17 op blz. 80 t/m 84
    • Kader maakt ook opdracht 18 + 19 op blz. 85

    Extra: 
    • Samenvattingsopdracht 3.2 => blz. 98
    • Meer oefenen => maak de herhalingsopdrachten op blz. 100-101
    • Meer uitdaging => Maak de plusopdrachten op blz. 102-103
    • Meer praktijk => Ga naar Pincode online (SOM) => maak de keuzeopdrachten

    Slide 27 - Slide

    Nakijken
    Paragraaf 
    Blz. 

    Slide 28 - Slide

    Opdracht 1

    Slide 29 - Slide

    Opdracht 2

    Slide 30 - Slide

    Opdracht 3

    Slide 31 - Slide

    Opdracht 4

    Slide 32 - Slide

    Opdracht 5

    Slide 33 - Slide

    Opdracht 6

    Slide 34 - Slide

    Opdracht 7

    Slide 35 - Slide

    Opdracht 8

    Slide 36 - Slide

    Opdracht 9

    Slide 37 - Slide

    Opdracht 10

    Slide 38 - Slide

    Opdracht 11

    Slide 39 - Slide

    Opdracht 12

    Slide 40 - Slide

    Opdracht 13

    Slide 41 - Slide

    Opdracht 14

    Slide 42 - Slide

    Opdracht 15

    Slide 43 - Slide

    Opdracht 16

    Slide 44 - Slide

    Opdracht 17

    Slide 45 - Slide

    Opdracht 18

    Slide 46 - Slide