NED Spreken: examen voorbereiding (non-verbaal)

Nederlands Spreken

Examen
24 oktober komt de opdracht (bij examen 7 november)
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Nederlands Spreken

Examen
24 oktober komt de opdracht (bij examen 7 november)

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Glimlachen?
A
Verbaal
B
Non - verbaal

Slide 3 - Quiz

Roepen?
A
Verbaal
B
Non - verbaal

Slide 4 - Quiz

Examen
Duur: minimaal 4 minuten en maximaal 6 minuten.

Je gebruikt een presentatiemiddel.

Je praat verstaanbaar en duidelijk, je leest nooit voor.

Doel: duidelijk zijn of het informeren of instrueren is.

Slide 5 - Slide

Wat is het doel van informeren?
A
Je wil dat je publiek wat kan.
B
Je wil dat je publiek informatie weet.
C
Je wil dat je publiek iets gaat doen.

Slide 6 - Quiz

Wat is een kenmerk van een instrueren?
A
je geeft je mening
B
je probeert te overtuigen
C
je legt stapsgewijs iets uit
D
je neemt een standpunt in

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Slide

Presentatiemiddel
Rustig en overzichtelijk
Kort en krachtig
Beeld origineel en pasend

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Belangrijk:
  • Less = more (hoe minder hoe beter).
  • Kies voor een rustige lay-out/zelfde kleurgebruik/lettertype.
  • Alleen plaatjes als het nut heeft.
  • Steekwoorden i.p.v. zinnen.
  • Contact maken/reageren met het publiek (interactie).
  • Bewust van je eigen non-verbale houding + mimiek.

Slide 12 - Slide

Opbouw presentatie
Duidelijke en logische opbouw
Inleiding, middenstuk, slot
Geen losstaande stukken, maar verbindingen

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Inhoudsopgave
Een inhoudsopgave in je presentatie kan hierbij helpen.

Het zorgt ervoor dat je alle onderdelen in een bepaalde volgorde zet.

In de examenopdracht staan verschillende deelonderwerpen.  Wanneer je die mist, dan is de presentatie onbeoordeelbaar. 

Slide 15 - Slide

Spreekschema
Zorgt dat je duidelijk hebt wat je in de inleiding, het middenstuk en het slot zet.

Zet in het schema de deelonderwerpen en beschrijf (in steekwoorden) wat je daar wil zeggen.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Signaalwoorden
Een manier om verbanden tussen de onderwerpen duidelijk te maken. Volgorde, reden, conclusie enz.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide