Les 11 H5 PA - 3 havo sp1 - di 24-11 5e uur

programa de martes 24 de noviembre
• voca 5.4 2e kolom + vervoeging ww 'ir'
• ww oefenen
• herhalen bezittelijk vnw
• herhalen getallen 100-1000
• herhalen futuro próximo
• deberes

1 / 17
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

programa de martes 24 de noviembre
• voca 5.4 2e kolom + vervoeging ww 'ir'
• ww oefenen
• herhalen bezittelijk vnw
• herhalen getallen 100-1000
• herhalen futuro próximo
• deberes

Slide 1 - Slide

Controle internetopdr

Slide 2 - Slide

VOCA van 5.4 2e kolom

Slide 3 - Slide

de ketting
A
el pendiente
B
el collar
C
el complemento
D
el probador

Slide 4 - Quiz

ik drink iets
A
pago algo.
B
descanso algo.
C
tomo algo.
D
odio algo

Slide 5 - Quiz

De spijkerbroek is in de aanbieding
A
Las botas están de rebajas.
B
Los pantalones dan un paseo
C
Los zapatos dan un paseo.
D
los vaqueros están de oferta.

Slide 6 - Quiz

het horloge is een accesoire
A
el reloj es un complemento.
B
el monedero es un complemento
C
la mochila es un complemento
D
la prenda es un complemento

Slide 7 - Quiz

de winterjas is duur
A
la rebeca es barata
B
el abrigo es caro
C
el suéter es barato
D
la chaqueta es cara

Slide 8 - Quiz

la camisa
A
de onderbroek
B
de trui
C
de jurk
D
de blouse

Slide 9 - Quiz

soy deportivo
A
ik ben actief
B
ik ben stijlvol
C
ik ben sportief
D
ik ben goedkoop

Slide 10 - Quiz

la estatua
A
de folder
B
het standbeeld
C
de markt
D
het kledingstuk

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Link

getallen 100-1000
1. 108
2. 1009
3. 584
4. 732
5. 1953

Slide 13 - Slide

respuestas
1. 108 = ciento ocho
2. 1009 = mil nueve
3. 584 = quinientos ochenta y cuatro
4. 732 = setecientos treinta y dos
5. 1953 = mil novecientos cincuenta y tres

Slide 14 - Slide

Uitleg: El futuro
Bron J TB

Slide 15 - Slide

futuro inmediato
Toekomende tijd: om uit te drukken wat je GAAT doen in de nabije toekomst.

WW IR + A + HELE WW (INFINITIEF)
Voy a comer un bocadillo. (Ik ga een broodje eten)
Vas a hacer los deberes. (jij gaat huiswerk maken)
Va a llamar por teléfono. (hij/zij/u gaat huiswerk maken)
Vamos a hablar con nuestros amigos. (Wij gaan praten met onze vrienden)
Vais a bailar en la fiesta. (Jullie gaan dansen op het feest)
Van a trabajar en el supermercado.(zij/u mv gaan werken in de supermarkt)

Slide 16 - Slide

los deberes para la próxima hora (6e uur)
maken voor 0,5 bonuspunt en inleveren: oef 31 wb unidad 5

Slide 17 - Slide