This lesson contains 20 slides, with text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Lezen
timer
6:00
Slide 2 - Slide
Vorige les
Hebben we het gehad over rijmschema's.
AABB - ABAB - ABBA - AABB CCDD.
Alliteratie, assonantie, repetitie, eindrijm en voorrijm
Slide 3 - Slide
Deze les
Beeldspraak
Metaforen
Personificatie
Metonymia
Zondag met Lubach; beeldspraak in de politiek.
Slide 4 - Slide
Opdracht
Pak je 'dreigbrief' erbij.
Slide 5 - Slide
Waar denk jij aan bij dit beeld?
Schilderijen en foto's laten zien en vragen welke woorden deze oproepen. Beeldspraak. (nog te maken)
Slide 6 - Slide
Waar denk jij aan bij dit beeld?
Slide 7 - Slide
Waar denk jij aan bij dit beeld?
Slide 8 - Slide
Beeldspraak
Beeldspraak is figuurlijk taalgebruik.
Dat wil zeggen dat er niet letterlijk wordt gezegd wat er wordt bedoeld.
Stel dat je een wedstrijdje sprinten doet met een vriend of vriendin en een toeschouwer roept: ''Jullie gaan als een speer!''. Dan bedoelt deze vriendelijke man niet letterlijk dat jullie gaan als een speer.
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Video
Beeldspraak
Beeldspraak maakt taal levendig.
Je vindt het dan ook vaak terug in gedichten, boeken, columns en in alle andere teksten waarbij het een doel van de schrijver is om de tekst aantrekkelijk en levendig te maken.
Slide 11 - Slide
Beeldspraak
De alarmbel gilde toen we besloten te vertrekken
Ze verdronk in de emoties.
Een brandend stukje sneeuw (paradoxaal!)
Met lood in zijn schoenen begon hij aan de terugreis…
De bladeren van de bomen wiegen heen en weer…
En zijn hart opende…
Slide 12 - Slide
Metaforen
Een metafoor is een vorm van beeldspraak waarbij figuurlijk taalgebruik centraal staat.
Door het gebruik van een metafoor wordt er een bepaald beeld geschapen. Dit beeld heeft een overeenkomst met wat er werkelijk bedoeld wordt.
Bij een metafoor wordt altijd een vergelijking getrokken. Er wordt een vergelijking gemaakt tussen iets wat men wel en wat men niet kent.
Slide 13 - Slide
Metaforen
Als je bijvoorbeeld wilt zeggen dat je klasgenoot Bram altijd alles weet, kan je daar een metafoor van maken:
Bram is de wandelende encyclopedie van de klas.
Als student woonde ze in een kamer die rook als een zwijnenstal.
Hier wordt expliciet genoemd dat de geur de gemeenschappelijke eigenschap is. Ander is dit in de zin:
Haar studentenkamer was een zwijnenstal.
Hier heb je als lezer de vrijheid om andere eigenschappen invullen, bijvoorbeeld dat het in haar studentenkamer een rotzooi was.
Slide 14 - Slide
Personificatie
Personificatie is een vorm van beeldspraak waarbij de dichter menselijke eigenschappen of menselijk gedrag toekent aan abstracte begrippen of levenloze objecten.
De bomen fluisteren zachtjes haar naam.
De telefoon slaapt op het nachtkastje.
Slide 15 - Slide
Personificatie
Moet je kijken!
Ieder blaadje draagt een mutsje voor het slapen gaan.
Dromend wiegde de boom in de wind.
De kast steunde en kreunde onder het zware gewicht.
Slide 16 - Slide
Metonymia
Een Metonymia is een bepaalde stijlfiguur waarbij je niet rechtstreeks zegt wat je bedoelt, maar een woord gebruikt dat daarmee te maken heeft.
Zo kun je spreken van koppen tellen, terwijl je bedoelt: 'mensen tellen'. In plaats van het 'geheel' (mens) noem je een onderdeel (kop).
Slide 17 - Slide
Metonymia
Ghana speelde vanavond zijn laatste groepswedstrijd. (bedoeld is: het Ghanese team, voetbalelftal o.i.d.)
De schuwe pluimstaart klom heel snel de boom in. (bedoeld is: de eekhoorn (met z’n pluimstaart)
Heb je je tong verloren? (bedoeld is: je vermogen om te praten – ‘je tong te roeren’)
Onze buren hebben lekkage. (bedoeld is: (in) het huis van de buren lekt (het)
Slide 18 - Slide
Opdracht
We kijken straks een video over Arjen Lubach.
Schrijf op welke stijlfiguren je tegenkomt en schrijf deze op.
Beeldspraak, metaforen, personificatie en metonymia