2kgt 5.8 Spelling deel 2

5.8 Spelling - deel 2
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

5.8 Spelling - deel 2

Slide 1 - Slide

LESDOEL
Je weet wanneer je een apostrof schrijft.

Slide 2 - Slide

Eerst even een herhaalopdracht
Bij de volgende opgave geef je aan of de woorden met of zonder tussen -n of -s moeten worden geschreven.

Slide 3 - Slide

Wat komt er op de plaats van het vraagteken?
Mijn nichtje plukte een paarde?bloem.
A
-n
B
-s
C
geen tussenletter

Slide 4 - Quiz

Wat komt er op de plaats van het vraagteken?
Vitamine?pillen zijn soms best goed voor je.
A
-n
B
-s
C
geen tussenletter

Slide 5 - Quiz

Wat komt er op de plaats van het vraagteken?
Hij kocht zijn horloge bij een horloge?maker.
A
-n
B
-s
C
geen tussenletter

Slide 6 - Quiz

Wat komt er op de plaats van het vraagteken?
Hamid printte zijn stage?verslag.
A
-n
B
-s
C
geen tussenletter

Slide 7 - Quiz

Tussen -s of niet?
Je krijgt nu een paar open vragen. Noteer steeds het woord dat wordt bedoeld.
Voorbeeld: muts van een kok = koksmuts

Slide 8 - Slide

Schrijf op welk woord er wordt bedoeld.
het plein voor het station

Slide 9 - Open question

Schrijf op welk woord er wordt bedoeld.
het verschil van mening

Slide 10 - Open question

Schrijf op welk woord er wordt bedoeld.
de chauffeur van de bus

Slide 11 - Open question

Schrijf op welk woord er wordt bedoeld.
de schoenen van de meisjes

Slide 12 - Open question

Schrijf op welk woord er wordt bedoeld.
het slot van je fiets

Slide 13 - Open question

APOSTROF
Apostrof
De apostrof is een komma in een woord, zoals in A4'tje.

Slide 14 - Slide

Wanneer schrijf je een apostrof?
1)     Bij het meervoud van woorden die eindigen op 
-a, -i, -o, -u of -y
Anders spreek je het woord verkeerd uit.

ski's, baby's, foto's, pizza's, menu's


Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Wanneer schrijf je een apostrof?
2) Als je wilt aangeven dat iets van iemand is en je zou het woord anders verkeerd uitspreken.
Anja's iPad, Sido's jas
Let op: eindigt het woord op een s-klank, dan schrijf je alleen een apostrof.
Felix' vrienden (de vrienden van Felix)
Bas' voetbalteam (het voetbalteam van Bas)

Slide 17 - Slide

Wanneer schrijf je een apostrof?
3) Bij verkleinwoorden die eindigen op -y
baby'tje, pony'tje

4) Na cijfers (A4'tje) en bij woorden als vmbo'er, BN'er, zo'n, 't. Ook als die woorden in het meervoud staan.
mp3'tjes, bh's, dvd's

Slide 18 - Slide

Opdracht
In de vorige slides heb je gelezen wanneer je een apostrof gebruikt. De redenen zijn genummerd. Er volgt nu een sleepvraag. Waarom schrijf je een apostrof bij het woord? Sleep je woord naar de juiste uitleg. (Je kunt de uitleg ook op bladzijde 158 in je boek vinden)

Slide 19 - Slide

1
2
3
4
buggy's
vwo'er
drie nieuwe pc's 
Lies' portemonnee
vier a's in een woord
vijf sms'jes

Slide 20 - Drag question

Schrijf het woord tussen haakjes in het meervoud.
Hoeveel (wc) zijn er eigenlijk?

Slide 21 - Open question

Schrijf het woord tussen haakjes in het meervoud.
Ik ga dit weekend naar drie (party).

Slide 22 - Open question

Schrijf het woord tussen haakjes in het meervoud.
Mijn tante stuurde mij alle (foto).

Slide 23 - Open question


Wat is het meervoud van lolly?
A
lollies
B
lollys
C
lolly's

Slide 24 - Quiz


Wat is het meervoud van café?
A
cafés
B
café's

Slide 25 - Quiz


Hoe geef je aan dat het boek van Kees is?
A
Kees's boek
B
Kees' boek

Slide 26 - Quiz


Hoe geef je aan dat het boek
van Snoopy is?
A
Snoopy's boek
B
Snoopys boek

Slide 27 - Quiz

Noteer de juiste bezitsvorm
het schrift van Max

Slide 28 - Open question

Noteer de juiste bezitsvorm
het boek van Eva

Slide 29 - Open question

Spel het meervoud van
paraplu

Slide 30 - Open question

Schrijf korter, met een apostrof
zo een grapjas

Slide 31 - Open question

Lesdoel behaald?
Heb je alles begrepen?
Even controleren.

Slide 32 - Slide

Leg uit wanneer je bij het meervoud geen -s maar een 's moet gebruiken.

Slide 33 - Open question

Welk ezelsbruggetje heb je geleerd voor woorden met meervoud met een 's?

Slide 34 - Open question

Is er iets wat je nog niet zo goed snapt?
Zo ja, schrijf dit op.

Slide 35 - Open question

Dinsdag 16 februari: SO 4.8 en 5.8 Spelling

Slide 36 - Slide