This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Krachten in werktuigen
Slide 1 - Slide
Planning
- Herhalen quiz
- Herhalen hefbomen
- Test jezelf 3.4
Slide 2 - Slide
Wat is de eenheid van Kracht?
A
N (Newton)
B
F (kracht)
C
m (massa)
D
n (newton)
Slide 3 - Quiz
Wat is de afkorting van kracht?
A
Kg
B
Nt
C
F
D
N
Slide 4 - Quiz
Hier zie je een effect van spierkracht.
Welk effect op de kogel?
A
de vorm verandert
B
de grootte van de snelheid verandert
C
De richting van de snelheid verandert
Slide 5 - Quiz
Je probeert 2 magneten tegen elkaar te duwen maar dat lukt niet. Welke kracht is hier het grootst?
A
spierkracht
B
magnetische kracht
Slide 6 - Quiz
Iemand in de sportschool tilt een zware halter op. Welke kracht gebruikt hij?
A
veerkracht
B
spierkracht
C
magnetische kracht
Slide 7 - Quiz
Spankracht
A
in een veer
B
in een kabel
C
in een touw
D
van een ondergrond
Slide 8 - Quiz
Op een voorwerp van 1 kg werkt de zwaartekracht. Hoe groot is de zwaartekracht?
A
0,1 N
B
1 N
C
10 N
D
100 N
Slide 9 - Quiz
Wat is de massa van een hert met een zwaartekracht van 2 500 N?
A
250 kg
B
2,50 kg
C
25000 kg
D
25,0 kg
Slide 10 - Quiz
Je hangt een gewichtje van 100 g aan een veerunster. Wat geeft de veerunster aan?
A
1 N
B
10 N
C
100 N
D
1000 N
Slide 11 - Quiz
Aan een veerunster hangt een blokje. Je ziet een afbeelding van de schaalverdeling van de veerunster met aanwijzing.
Hoe groot is de kracht?
A
1,05 N
B
1,15 N
C
1,25 N
D
1,5 N
Slide 12 - Quiz
Wat is de nettokracht?
A
25N
B
225N
C
1,25N
D
12500N
Slide 13 - Quiz
Wat is de nettokracht?
A
186N
B
8360N
C
1,45N
D
34N
Slide 14 - Quiz
Wat is de krachtenschaal?
A
1 cm = 5 Newton
B
2 cm = 50 Newton
C
1 cm = 100 Newton
D
1 cm = 10 Newton
Slide 15 - Quiz
Wat is de nettokracht?
A
186N
B
8360N
C
1,45N
D
34N
Slide 16 - Quiz
H3 Krachten
Hoe kan je zien dat er een kracht werkt?
Welke soorten krachten zijn er?
Waar moet je op letten bij het tekenen van krachten?
Hoe meet je krachten?
Hoe bereken je de zwaartekracht?
Wat is krachtenevenwicht?
Wat is de nettokracht en hoe reken je daarmee?
Kracht
F
Newton
N
Slide 17 - Slide
Hoe kan je zien dat er een kracht werkt?
Verandering van vorm
Verandering van snelheid
Verandering van richting
Slide 18 - Slide
Welke soorten krachten zijn er?
Spierkracht
Veerkracht
Spankracht
Zwaartekracht
Magnetische kracht
Normaalkracht
Slide 19 - Slide
Waar moet je op letten bij het tekenen van krachten?
Aangrijpingspunt (beginpunt)
Richting van de pijl
Lengte van de pijl (op schaal)
Slide 20 - Slide
Hoe meet je krachten?
Slide 21 - Slide
Hoe meet je krachten?
Met een veerunster/newtonmeter
Slide 22 - Slide
Hoe bereken je de zwaartekracht?
Slide 23 - Slide
Hoe bereken je de zwaartekracht?
Het aantal kg x 10
Bijvoorbeeld:
De zwaartekracht op een persoon van 70 kg is 700 N.
De zwaartekracht op een pakje boter van 500 g (0,5 kg) is 5 N.
Slide 24 - Slide
Wat is krachtenevenwicht?
Als alle krachten in evenwicht zijn heffen ze elkaar op
Slide 25 - Slide
Wat is de nettokracht en hoe reken je daarmee?
De nettokracht is de totale kracht op een voorwerp.
Krachten die in de zelfde richting samenwerken tel je op.
Krachten die tegen elkaar in werken haal je van elkaar af.
Slide 26 - Slide
Leerdoelen
Je kan een dubbele of een enkele hefboom herkennen.
Je kan het draaipunt en de armen in een hefboom herkennen.
Je kan uitleggen hoe een hefboom een kleine kracht groot maakt.
Je kan berekenen hoeveel keer de kracht groter wordt.
Slide 27 - Slide
Hefbomen
Een hefboom vergroot je kracht.
Een hefboom heeft altijd een draaipunt.
Slide 28 - Slide
Enkele hefbomen
Dubbele hefbomen
Slide 29 - Slide
Hefbomen
werkarm
werkkracht
last
Werkkracht = de plek waar jij kracht zet
Werkarm = de afstand van het draaipunt tot de werkkracht
Last = de plek de kracht uitgevoerd
moet worden
Lastarm = de afstand van het
draaipunt tot de last
Slide 30 - Slide
Wat is GEEN hefboom?
A
Schaar
B
Hamer
C
Tuinslang
D
Breekijzer
Slide 31 - Quiz
A
Enkele hefboom
B
Dubbele hefboom
Slide 32 - Quiz
A
Enkele hefboom
B
Dubbele hefboom
Slide 33 - Quiz
www.educaplay.com
Slide 34 - Link
Hefbomen
De persoon in het plaatje duwt met een kracht van 50 N
De werkarm is 4 m lang.
De lastarm is 2 m lang.
Bereken hoeveel kracht er op de steen wordt uitgeoefent.
De werkarm is 4:2 = 2 keer zo groot als de last arm.
De kracht wordt ook 2 keer zo groot, dus 2x50 = 100 N
Slide 35 - Slide
Hefbomen
De werkkracht is 1500 N.
De werkarm is 0,6 m
De lastarm is 0,4 m
De kracht wordt x zo groot, dus 2250 N
Hoe langer de werkarm en hoe kleiner de lastarm hoe groter de kracht wordt.
0,40,6=1,5
Slide 36 - Slide
Joyce wil karton doorknippen. Ze heeft gelezen dat er daarvoor een kracht van 50 N per scherpe snijkant nodig is. Hoe groot is de kracht die Joyce nodig heeft per scherpe kant als de lastarm 2× kleiner is dan de werkarm?