H7 jong en oud les 5/6

1 / 39
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Video

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Omslagstelsel

* Nu premie afdragen voor de ouderen van nu.
*AOW
Kapitaaldekkingsstelsel

*Nu premie afdragen voor jezelf.
*Pensioenfonds

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Omslagstelsel
  • Solidariteit tussen generaties komt vooral tot uiting in de AOW (algemene ouderdomswet). 
  • Dit wordt gefinancierd door het omslagstelsel. D.w.z. de huidige uitkeringen worden gefinancierd door de huidige premiebetalers.
  • Vanwege de vergrijzing is besloten de AOW-leeftijd te verhogen.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Kapitaaldekkingsstelsel (pensioen)
  • bijvoorbeeld bedrijfsspensioen. Afhankelijk van aantal deelgenomen jaren.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Waardevast of welvaartsvast
Een uitkering is waardevast of welvaartsvast. 

Waardevast --> Uitkeringen die aangepast worden aan de inflatie

Welvaartsvast --> Uitkeringen die de loonontwikkeling volgen 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Beroepsbevolking

  • mensen die kunnen & willen werken = beroepsbevolking
  • 1. iedereen die nu al werkt; 
  • 2. werklozen horen ook bij beroepsbevolking

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Potentiële beroepsbevolking (= beroepsgeschikte bevolking):
Iedereen tussen de 15 en 65 jaar.


Beroepsbevolking:
Iedereen die wil en kan werken; dus werklozen en werknemers = aanbod van arbeid


Van de potentiële beroepsbevolking haal je iedereen af die niet kan (bijv. arbeidsongeschikten) of wil (bijvoorbeeld studenten) werken af en dan hou je (gewone) beroepsbevolking over.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Participatiegraad
Herken --> Deel : geheel x 100%

 participatiegraad = beroepsbevolking : potentiële beroepsbevolking x 100%


Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Sparen:

- laag risico
- laag rendement
Beleggen
(aandelen, obligaties):
- hoger risico
- (kans op) hoog rendement, maar ook 
op verlies


Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Pensioen is gebaseerd om het omslagstelsel
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Zou deze vergrijzing voornamelijk een probleem zijn voor de betaalbaarheid van pensioenen (kapitaaldekkingsstelsel) of voor de AOW (omslagstelsel)?
A
Pensioenen (kapitaaldekkingsstelsel)
B
AOW (omslagstelsel)

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Bezuinigen op de AOW-uitkeringen kan door middel van:
A
Overstap van omslagstelsel naar kapitaaldekkingsstelsel in combinatie met een waardevaste uitkering.
B
Overstap van omslagstelsel naar kapitaaldekkingsstelsel in combinatie met een welvaartsvaste uitkering.
C
Overstap van kapitaaldekkingsstelsel naar omslagstelsel in combinatie met een waardevaste uitkering.
D
Overstap van kapitaaldekkingsstelsel naar omslagstelsel in combinatie met een welvaartsvaste uitkering.

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Bij het omslagstelsel ...
A
betaalt iedereen voor zichzelf
B
zijn uitkeringen waardevast
C
zijn uitkeringen welvaartsvast
D
is er sprake van verplichte solidariteit

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Een toename van de levensverwachting heeft bij een kapitaaldekkingsstelsel geen invloed op de hoogte van de pensioen­premie.
A
Juist
B
Onjuist
C
Juist & Onjuist

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Bij welke van de drie pijlers is er géén sprake van ruilen over de tijd?
A
1
B
2
C
3

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

De lonen stijgen met 1,5%, de inflatie is 1,4% en de AOW stijgt met 1,45%.
De AOW is:
A
waardevast EN welvaartsvast
B
waardevast MAAR NIET welvaartsvast
C
niet waardevast EN niet welvaartsvast
D
niet waardevast WEL welvaartsvast

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Waardevaste pensioenen stijgen mee met?
A
De rente
B
De inflatie
C
De nominale lonen
D
De Cao-lonen

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Een aandeel is een
A
Eigendomsbewijs
B
Schuldbewijs
C
Eigen vermogen
D
Vreemd Vermogen

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer je een obligatie koopt, dan koop je een ...
A
Stukje bedrijf
B
Stukje dividend
C
Stukje overheid
D
Stukje lening

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een kenmerkend verschil tussen een aandeel en een obligatie?
A
Aandeel is een eigendomsbewijs, obligatie is een schuldbewijs
B
Aandeel krijg je rente, obligatie krijg je dividend
C
Aandelen kun je zo kopen, voor een obligatie moet je naar de notaris
D
Aandelen koop je op de effectenbeurs en obligaties op de rommelmarkt

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de beroepsbevolking?
A
Iedereen die werkt of werkloos is
B
Iedereen die werkt
C
Iedereen van 15 jaar tot de pensioenleeftijd die werkt
D
Iedereen van 15 jaar tot de pensioenleeftijd die werkt of werkloos is

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

De participatiegraad bereken je door..
A
beroepsbevolking/ alle nederlanders x 100%
B
beroepsgeschikt/ beroepsbevolking x 100%
C
beroepsbevolking/ potentiele beroepsbevolking x 100%
D
werkenden/ beroepsbevolking x 100%

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

In een land vinden in 2021 de volgende veranderingen plaats. Wat is het gevolg van deze ontwikkelingen voor de participatiegraad?
A
De participatiegraad stijgt
B
De participatiegraad daalt.
C
De participatiegraad blijft even groot.

Slide 36 - Quiz

De potentiële beroepsbevolking stijgt meer dan de beroepsbevolking, dus de participatiegraad zal dalen, namelijk met 1,07%. Dit is uit te rekenen met de indexcijfers: (102/103,1) x 100 = 98,93 -> daling van 1,07%

Vraag afkomstig uit LWEO Werk en Werkloosheid, 1e druk, vraag 1.16
Wat is juist?

De participatiegraad stijgt als...
A
de AOW-gerechtigde leeftijd wordt verlaagd naar 60 jaar.
B
fulltimers in deeltijd gaan werken.
C
de vergrijzing van de bevolking afneemt.
D
het aantal werklozen daalt.

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

In een land gaat de pensioensleeftijd omhoog. De participatiegraad:
A
stijgt
B
daalt
C
blijft gelijk

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Van een land is het volgende gegeven: Wat bedraagt de participatiegraad?
A
67%
B
75%
C
50%.
D
60%

Slide 39 - Quiz

(6.000.000 / 8.000.000) x 100% = 75%

Vraag afkomstig uit LWEO Werk en Werkloosheid, 1e druk, vraag 1.14