Ser, estar y hay y repaso gustar

Ser - Hay - Estar
Presente (Tegenwoordige tijd)
1 / 39
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Ser - Hay - Estar
Presente (Tegenwoordige tijd)

Slide 1 - Slide

Ser / Hay / Estar 
Wanneer maak je gebruik van ser, estar of hay? De samenvatting is als volgt: ser = zijn + een eigenschap (langdurig of voor altijd), estar = zijn + een toestand (tijdelijk, op een bepaald moment). Hay betekent er is/er zijn en wordt gebruikt wanneer het onderwerp onbepaald is.

Slide 2 - Slide

voorbeeld: let op SER-HAY-ESTAR
SER:                                  Roosendaal es una ciudad pequeña. 
HAY:                                  En Amsterdam hay un museo famoso. 
ESTAR:                            Roosendaal  está en el sur de Holanda. 

SER:                                  Las tiendas son bonitas. 
HAY:                                  En Breda hay muchas tiendas. 
ESTAR:                            Las tiendas están en el centro.

Slide 3 - Slide

Hay, ser of estar?

Pedro ....... español.
A
son
B
están
C
es
D
está

Slide 4 - Quiz



¿.... playa en Valencia ?
A
es
B
está
C
hay
D
tiene

Slide 5 - Quiz

¿Hay, ser, estar?

¿ _________________ el amigo de Juan?
A
hay
B
estás
C
eres

Slide 6 - Quiz

¿Hay, ser, estar?

¡Hola!, Yo ___________________ Pablo.

A
eres
B
hay
C
estoy
D
soy

Slide 7 - Quiz

¿Hay, ser of estar?
Holanda ________ en Europa.
A
está
B
están
C
hay
D
es

Slide 8 - Quiz


Qatar ... en Asia.
A
es
B
está
C
hay

Slide 9 - Quiz

Hay, ser of estar?

Mi madre ...... profesora.
A
está
B
hay
C
son
D
es

Slide 10 - Quiz

La silla ... en el centro del local.
A
es
B
está
C
hay

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

¿qué hay? ¿cómo es? ¿dónde está?

Slide 16 - Open question

Estar, Ser, tener en hay
betekenis en een zin

Slide 17 - Open question

B. VAMOS A RECORDAR EL SER, ESTAR, HAY, TENER...

Slide 18 - Slide

SER + ESTAR + HAY + TENER
  • SER: soy, eres, es, somos, sois, son
  • eigenschap, afkomst, beroep, beschrijvingen. 
  • ESTAR: estoy, estás, estás, está, estamos, estáis, están
  • zich bevinden, iets tijdelijk. 
  • TENER: tengo, tienes, tiene, tenemos, tenéis, tienen (TENER QUE + ww. moeten)
  • hebben
  • HAY:er is, er zijn: niet vervoegen.

Slide 19 - Slide

Wat betekent 'tener que' ?
A
hebben
B
hebben te
C
moeten
D
gaan

Slide 20 - Quiz

Yo.... estudiar para español.
A
tengo
B
tengo que

Slide 21 - Quiz

¿tener ó tener qué?

¿Valencia .... playa?
A
tiene
B
tiene que

Slide 22 - Quiz

A trabajar
Gramática opgave 5: lees de tekst van de Guillermo's woonkamer en beantwoorde de volgende vragen met complete zinnen in het Spaans:
 1 Wat is naast het raam?
2. Wat is vóór de bank?
3.Wat is naast de tafel?
Gramática opave 6: Ser o estar.

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video


Slide 25 - Open question

Ejercicio: ser/estar/hay/tener

Slide 26 - Slide

Wat betekent GUSTAR?
A
verliefd op zijn
B
houden van
C
leuk vinden
D
lekker vinden

Slide 27 - Quiz

Wat bepaalt de uitgang van gustar?

A
de meewerkend vw: me, te, le, nos, os, les
B
of het mannelijk of vrouwelijk is.
C
zelfstandig nw achter en het ww

Slide 28 - Quiz

De voornaamwoorden bij gustar zijn:
A
me, te, se, nos os, se
B
me, te, lo, la, nos, os los, las
C
me, te, le, nos ,os, les
D
mi, tu, su, nos ,os, su

Slide 29 - Quiz

Me __________________ (gustar) las tiendas.
A
gustan
B
gusta

Slide 30 - Quiz


¿Te ____(gustar)____ ir de compras?

Slide 31 - Open question

Nosotros / gustar / viajar

Slide 32 - Open question

Carmen/gustar/las playas

Slide 33 - Open question

Schrijf de juiste vorm:
(Yo)- gustar - el tenis.
(Vosotros) - gustar - jugar al golf.
(Mis amigas) - gustar - las discotecas.

Slide 34 - Open question

¿vosotros - gustar - los videojuegos?

Slide 35 - Open question

Gustar:
Ik vind tapas lekker

Slide 36 - Open question

Ik hou van lezen

Slide 37 - Open question

Mijn vriendinnen houden van praten

Slide 38 - Open question

Ik begrijp het verschil van ser, estar en hay
😒🙁😐🙂😃

Slide 39 - Poll