Ouderenzorg deel 2


Ouderenzorg 
Deel 2
1 / 20
next
Slide 1: Slide
WelzijnMBOStudiejaar 1,3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson


Ouderenzorg 
Deel 2

Slide 1 - Slide

Quiz Kahoot.! 

https://create.kahoot.it/share/ouderenzorg/4707d8a8-2fd7-447f-83e0-28d8dc752a48

Slide 2 - Slide

Biologische leeftijd en kalender leeftijd 
Hoe snel iemand veroudert, en hoeveel ‘reserve’ iemand over heeft, varieert per persoon. Er wordt onderscheidt gemaakt tussen:
 

  • De biologische leeftijd: hoezeer het lichaam verouderd is
  • De kalenderleeftijd: hoeveel jaar iemand heeft geleefd.

Slide 3 - Slide

Kwetsbaarheid / frailty
  • Het verouderingsproces leidt tot celschade en verlies aan cellen. 
  • Hierdoor neemt de (reserve)functie van organen af, waardoor ze niet meer optimaal functioneren. 
  • De balans waarbinnen orgaansystemen werken wordt steeds kwetsbaarder. Er hoeft dan maar iets te gebeuren en deze balans raakt verstoord. 
  • Deze verminderde reservecapaciteit bij de oudere noemt men 'kwetsbaarheid' of 'frailty'. 

Slide 4 - Slide

Wat word bedoeld met
functieverlies?

Slide 5 - Mind map

Functieverlies 
Functieverlies wil zeggen dat er sprake is van functionele of cognitieve achteruitgang, waardoor mensen activiteiten in mindere mate of niet meer kunnen uitvoeren.

Slide 6 - Slide

Complicaties bij kwetsbare ouderen
Kwetsbare ouderen hebben, wanneer ze in het ziekenhuis opgenomen worden, een verhoogde kans op complicaties, zoals:

  • Infectie; Binnendringen en vermenigvuldiging van een bacterie, virus of parasiet in een levend wezen 
  • Delier; Een voorbijgaande toestand van acute verwardheid
  • Decubitus; Wond die ontstaat door langdurige druk op één plaats
  • Ondervoeding; Wanneer een lichaam onvoldoende voedingsstoffen aangereikt krijgt om goed te functioneren.
  • Vallen
  • Medicatiebijwerkingen

Slide 7 - Slide

Is elke oudere die hulp nodig heeft een geriatrische patiënt?
Ja
Nee

Slide 8 - Poll

De geriatrische patiënt
Niet ieder ouder is automatisch een geriatrische patiënt

De geriatrische patiënt onderscheidt zich dus van andere patiënten door:

kwetsbaarheid (frailty);

  • Vaak hoge leeftijd;
  • Ziektebeelden die met hoge leeftijd zijn geassocieerd;
  • Multimorbiditeit (meerdere aandoeningen binnen één patiënt);
  • Interpedentie (lichamelijke, cognitieve en sociale problemen beïnvloeden elkaar);
  • Interactie van ziekte en ouderdom.

Slide 9 - Slide

De geriatrische patiënt
Niet ieder ouder is automatisch een geriatrische patiënt

Interpedentie
Lichamelijke, cognitieve en sociale problemen komen bij geriatrische patiënten vaker naast elkaar voor en kunnen leiden tot een complex ziektebeeld. 
Daarnaast kunnen deze factoren elkaar beïnvloeden of zelfs versterken. 

Slide 10 - Slide

Voorbeelden van kenmerken
die passen bij ouderdom

Slide 11 - Mind map

Kenmerken voor de ouderdom

Bijvoorbeeld: 
  • Cataract: Staar--> vertroebeling van de ooglens
  • Presbyacusis: Ouderdomsslechthorendheid
  • Artrose: Gewrichtsslijtage
  • Osteoporose: Botontkalking

Slide 12 - Slide

Atypische presentatie:
Ziekten kunnen zich op hoge leeftijd ook anders presenteren dan op jongere leeftijd. 


  • Klachten kunnen zich anders presenteren door een veranderde pijnbeleving of pijndrempel en een verminderde reactie van het lichaam (bijvoorbeeld geen koorts bij een infectie, of een verminderde dorstprikkel).
  • Multimorbiditeit kan ervoor zorgen dat klachten anders ervaren of geïnterpreteerd worden, of dat klachten niet meer voorkomen. (geen pijn op de borst bij gelijkvloerse woning)
  • Klachten kunnen gebagatelliseerd worden. Soms is dit angst voor een behandeling 

Slide 13 - Slide

Klachten kunnen daardoor op verschillende manieren veranderen:


  • Symptoomverarming: Symptomen die normaal gesproken aanwezig zijn, heeft de patiënt niet (bijvoorbeeld geen pijn bij het plassen bij een urineweginfectie).
  • Symptoomverschuiving: Er doen zich andere symptomen voor dan normaal (verwardheid bij een hartinfarct in plaats van pijn op de borst).
  • Symptoomomkering: De symptomen zijn tegenovergesteld van normaal (bij een te snel werkende schildklier wordt de patiënt apathisch in plaats van gejaagd).
  • Symptoomvermeerdering: Twee verschillende aandoeningen geven dezelfde klacht, (bijvoorbeeld pijn op de borst door zowel hartproblemen als een longontsteking).

Slide 14 - Slide

Wat is een syndroom
A
Combinatie van complicaties die als eenheid kan worden opgevat.
B
Combinatie van bijwerking die als eenheid kan worden opgevat
C
Combinatie van ziekteverschijnselen die als eenheid kan worden opgevat.

Slide 15 - Quiz

Syndroom
De bij een ziektebeeld behorende combinatie van ziekteverschijnselen, die als eenheid kan worden opgevat.

 Denk bijvoorbeeld aan pijn bij plassen, vaker moeten plassen en bloed bij de urine; dit zijn meerdere symptomen die worden veroorzaakt door één aandoening, een urineweginfectie.

Slide 16 - Slide

Opdracht 1: (20 min totaal)
1. schrijf voor jezelf op:
  • Hoeveel ouderen ken je? 
  • Wat is de woonsituatie van deze ouderen?
  • Weet je wat de achtergrond van deze oudere is? (kinderen, werk, gezin)
  • Wat is op dit moment de dag invulling van deze persoon?
  • Waar heeft deze persoon ondersteuning bij nodig?
  • Zou je later met ouderen willen werken, waarom wel / waarom niet? 



2. klassikale terugkoppeling. 

wie kent er geen ouderen? 

wie kent er meer dan 5 ouderen?

wie kent er meer dan 10 ouderen? 

wie kent er ook ouderen die geen familie van je zijn?

welke conclusie kun je hieruit trekken?

welke ouderen zouden jullie als toekomstig MZ'er tegen kunnen komen?

wie zou later met ouderen willen werken? en waarom?

Slide 17 - Slide

Welzijn: dinsdag 

Slide 18 - Slide

Interview 
  • Groepjes van 2 max. 
  • De stad in 
  • Aandachtspunten: (houd je vragenlijst in de hand, stel jezelf eerst voor, geef duidelijk aan dat het een opdracht is voor school, geef duidelijk aan voor welke opleiding ) 
  •  Tijd  13:45 tot 15:15 terug naar de les. 
  • Bij vragen of opmerkingen, via teams ben ik bereikbaar.  

Slide 19 - Slide

Huiswerk interview oudere
Voorbeeldvragen: 

  • Waar bent u geboren? 
  • Hoe is het om ouder te worden? (voordelen en nadelen)
  • Heeft u het gevoel dat u ondanks lichamelijke en/of geestelijke achteruitgang nog voldoende invloed op het eigen leven uitoefent?
  • Heeft u in uw leven een wens gehad die in vervulling is gegaan?
  • Stel alles was mogelijk geweest, wat had u graag willen worden?
  • Wat was het belangrijkste dat u uw kinderen wilde doorgeven / leren / ervaren?
  • Welke adviezen zou u aan anderen geven als het aankomt op het opvoeden van kinderen?
  • Waren er maatschappelijke problemen die u zich vroeger bovenmatig aan het hart ging?
  • Wat zou u - met al uw ervaring - willen meegeven aan de generatie na u?

( Uitgeprint meenemen Donderdag 14-10   )

Slide 20 - Slide