Beco_ H18 Investeringsanalyse

VWO H18 Investeringsanalyse en financiering 







18.1 Investeringen  
18.2 Terugverdientijd
18.3 Nettocontantewaardemethode 
18.4 Risico, rendement en waardebepaling onderneming


1 / 21
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

VWO H18 Investeringsanalyse en financiering 







18.1 Investeringen  
18.2 Terugverdientijd
18.3 Nettocontantewaardemethode 
18.4 Risico, rendement en waardebepaling onderneming


Slide 1 - Slide

Lesdoelen
  • Je kunt uitbreidings-en vervangingsinvesteringen en cashflow omschrijven. 
  • Je kunt de terugverdientijd berekenen en kiezen uit verschillende projecten. 
  • Je kunt de contante waarde berekenen van een investeringsproject. 
  • Je kunt op basis van de bereken netto contante waarde een keuze maken uit verschillende investeringsprojecten 
  • Je kunt de waarde van een onderneming bepalen met behulp van drie methodes

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

 Investeringen
Uitbreidingsinvesteringen
toename productiecapaciteit
Vervangingsinvesteringen
bij technische slijtage of economische veroudering

Slide 4 - Slide

Cashflow
Het verschil tussen de geldstroom die de onderneming door de investering ontvangt en de geldstroom die zij uitgeeft

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Terugverdientijd 
De periode waarin de investering zichzelf terugverdient met behulp van de (jaarlijkse) cashflows.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Terugverdientermijn
Na welke termijn is investering terugverdiend?
Let goed op vraagstelling: 
  • welke eis wordt gesteld? (max. termijn) 
  • wel of niet rekening houden met cashflow na terugverdientermijn
  •  Wanneer worden de cashflows ontvangen?
  • berekenen o.b.v. maanden of jaren

Slide 10 - Slide

Nettocontantewaardemethode
Voordelen methode ten opzichte  van  terugverdientermijn methode:
  • houdt rekening met alle toekomstige cashflows
  • houdt rekening met moment waarop de cashflows worden ontvangen 

Hoe: alle cashflows worden contant gemaakt naar het moment start investering tegen een opgegeven rente. 
nettocontantewaarde = contantewaarde toekomstige cashflows - investering

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Netto Contante Waarde (NCW)
Er wordt voor € 9.000 geïnvesteerd in project A en de jaarlijkse cashflows zijn
€ 4.000. Het geëiste rendement is 6%. Bereken de NCW van dit project.

0.........................1..........................2..............................3
             -9000              +4000          +4000              +4000            

We gaan de waarde van alle cashflows terugbrengen naar tijdstip nul.
 (4000 x 1,06-1 ) + (4000 x 1,06-2 ) + (4000 x 1,06-3 )= €10.692,05  
    €10.692,05  - € 9.000 =  €1.692,05
De NCW > 0 dus de investering is positief 

Slide 13 - Slide

Project A vergelijken met project B
Er kan ook €12.000 geïnvesteerd worden in project B. De jaarlijkse cashflows zijn € 5.300 per jaar. Looptijd is 3 jaar. Geëist rendement is 6%.
Bereken de Netto Contante waarde van dit project.


Slide 14 - Slide

Uitwerking project B
(5300x1,06-1 )+ (5300x1,06-2 )+ (5300x1,06-3) 
= ......... - €12.000 = € 2166,96

Heeft project A (NCW is €1692,05) of project B de voorkeur?
.............. 

Slide 15 - Slide

Antwoord B is NIET juist
Er worden twee verschillende bedragen geïnvesteerd en dan kunnen we de NCW van de projecten niet met elkaar vergelijken.

Hiervoor berekenen we de NCW per geïnvesteerde euro.

Voor project A: 1.692,5 / 9.000 = € 0,19
Voor project B: 2.166,96 / 12.000 = € 0,18
De keuze valt op project A.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Opdrachten
18.2, 18.3, 18.6, 18.7 en 18.11 

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Opdracht 18.16 

Slide 21 - Slide