Les 14 Leesvaardigheid

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Dinsdag 12 januari - H2a (online les)

• 10 minuten stillezen
• Terugblik: mening, argument, tegenargument
• Aan de slag!
  

• Herhaling grammatica jaar 1
• Aan de slag!
  

Vorige les heb je geleerd...

...wat een mening, argument en tegenargument is.

Deze les ga je...

...oefenen om een tekst samen te vatten.

...grammatica van jaar 1 herhalen (pv t/m mv)

Feit, mening, argument, tegenargument

Feit: is waar of niet waar, iets wat je kunt controleren.

Mening: wat iemand van iets of iemand vindt.

Argument: reden waarom je iets vindt.

Tegenargument: argument dat je aanvoert als je het niet eens bent met het genoemde argument.

Mening, argument en tegenargument

(mening) Tijdens de lessen moeten mobiele telefoons in de kluisjes worden opgeborgen, (argument) want leerlingen kunnen zich niet concentreren met hun mobiele telefoon in de buurt.

(mening) Het opbergen van mobiele telefoons in kluisjes vind ik geen goede oplossing, (tegenargument) want leerlingen moeten zelf de verantwoordelijkheid nemen.

Feit/mening/argument/tegenargument

1. Noem een feit
2. Noem een mening
3. Noem een argument
4. Noem een tegenargument
   

Feit/mening/argument/tegenargument

1. Noem een feit
2. Noem een mening
3. Noem een argument
4. Noem een tegenargument
   

Feit/mening/argument/tegenargument

1. Noem een feit
2. Noem een mening
3. Noem een argument
4. Noem een tegenargument

Feit/mening/argument/tegenargument

1. Noem een feit
2. Noem een mening
3. Noem een argument
4. Noem een tegenargument

Aan de slag!

Maak de vragen op de volgende slides

wk 02: les 1+2

t/m slide 23

Kijk naar onderstaande zin en kies het juiste antwoord:
Nederlands is het leukste vak op school.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Kijk naar onderstaande zin en kies het juiste antwoord:
want de docent is erg leuk.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Kijk naar onderstaande zin en kies het juiste antwoord:
Ik vind Maxima de mooiste koningin van Europa.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Kijk naar onderstaande zin en kies het juiste antwoord:
Willem-Alexander is de koning van Nederland.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Herhaling grammatica jaar 1:
hoe vind je de persoonsvorm (pv)?

Herhaling grammatica jaar 1:
hoe vind je het werkwoordelijk gezegde (gez/wwg)?

Herhaling grammatica jaar 1:
hoe vind je het lijdend voorwerp (lv)?

Herhaling grammatica jaar 1:
hoe vind je het meewerkend voorwerp (mv)?

Herhaling grammatica jaar 1:
wat houd je over als je alles hebt benoemd, van pv t/m mv?

Klaar?

Maak de oefeningen van deze linkjes

• https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-zinsdelen-bepalen/#
• https://www.cambiumned.nl/oefeningen/begintoets/
• https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-onderwerp-en-lijdend-voorwerp/

Dit vind ik nog moeilijk aan de les van vandaag...

Klaar?

Maak de oefeningen van deze linkjes

• https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-zinsdelen-bepalen/#
• https://www.cambiumned.nl/oefeningen/begintoets/
• https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-onderwerp-en-lijdend-voorwerp/
• https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-6-persoonsvorm/
• https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-2-werkwoordelijk-gezegde-2-hv/
  

Einde van deze les