Doelstelling 7 t/m 12 + verrijkingsstof 1

Deze les doelstelling 7 t/m 10 + verrijkingsstof 1
1 / 22
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Deze les doelstelling 7 t/m 10 + verrijkingsstof 1

Slide 1 - Slide

Doelstelling 7
Je moet enkele methoden van geboorteregeling kunnen beschrijven en de betrouwbaarheid ervan kunnen aangeven.

Slide 2 - Slide

Periodieke onthouding:






Coïtus interruptus:
Condoom:
  • rubber hoesje om de penis, biedt ook bescherming tegen SOA's
  •  betrouwbaar

De pil:
  • dagelijkse inname. 
  • Bevat hormonen waardoor er geen ovulatie plaatsvindt
  • zeer betrouwbaar
https://www.anticonceptie.nl/anticonceptiemethoden/
  • In de vruchtbare periode (3 dagen voor en 1 dag na de ovulatie) geen geslachtsgemeenschap
  • Er onbetrouwbaar, het moment van ovulatie is niet goed vast te stellen.

  • Onderbroken geslachtsgemeenschap. De penis wordt uit de vagina gehaald voor de zaadlozing
  • erg onbetrouwbaar, in het voorvocht vóór de zaadlozing kunnen al zaadcellen zitten.

Slide 3 - Slide

Noodmaatregelen
Morning-afterpil: 

Abortuspil:

                            Zuigcurretage:

                              Late abortus:
Tot 3 dagen na de geslachtsgemeenschap. Bij de apotheek te halen.
Kan tot en met de 7e week van de zwangerschap worden ingeslikt
Er wordt met een zuigpompje het baarmoederslijmvlies met het embryo of de foetus weggezogen. Kan tot de 13e week.
Kan tot de 23e week van de zwangerschap

Slide 4 - Slide

Doelstelling 8
Je moet de delen van een baarmoeder met embryo kunnen noemen met hun functies en kenmerken

Let op! Dit moet je ook in een afbeelding aan kunnen geven

Slide 5 - Slide

Vruchtvliezen+vruchtwater
Placenta (moederkoek):
  •  Deel van de baarmoederwand waar bloed in bloedvaten van het embryo vlak langs bloed van de moeder stroomt
  • Het bloed van moeder en embryo blijft gescheiden
  • Zuurstof en voedingsstoffen gaan van moeder naar embryo
  • Afvalstoffen gaan van embryo naar moeder

Navelstreng:
  • Verbindt het embryo met de placenta
  • Door bloedvaten stroomt bloed van embryo naar de placenta en terug
Vruchtvliezen en vruchtwater:

  • Beschermen embryo tegen stoten, uitdroging en wisselnig van temperatuur. 
  • Beschermen embryo tegen uitdroging.
  • Beschermen embryo tegen  wisseling van temperatuur.
  • Het embryo kan zich hier ook makkelijk in bewegen.

Slide 6 - Slide

Doelstelling 9
Je moet kunnen beschrijven hoe de geboorte van een kind plaatsvindt.

Slide 7 - Slide

De geboorte begint met de weeën: samentrekkingen van de spieren in de baarmoederwand.
Ook breken de vruchtvliezen

Slide 8 - Slide

Doelstelling 10
Je moet kunnen beschrijven wat er aan de hand is bij chlamydia en aids.

Slide 9 - Slide

Chlamydia
  • Een SOA (seksueel overdraagbare aandoening)
  • Ziekteverwekker is een bacterie
  • Ziekteverschijnselen zijn vaak afwezig, soms een (waterige) afscheiding uit de urinebuis of vagina, pijn bij het plassen en bloedverlies.
  • Onbehandeld kan het bij vrouwen leiden tot onvruchtbaarheid en buitenbaarmoederlijke zwangerschap. Bij mannen kan het leiden tot bijbalontsteking. 
  • Genezing door antibiotica

Slide 10 - Slide

AIDS
  • Ziekteverwekker is een virus (HIV)
  • Het afweersysteem is aangetast, daardoor zijn er geen specifieke ziekteverschijnselen maar is iemand vatbaar voor veel ziektes.
  • Besmetting door bloed of sperma, vaginaal vocht, voorvocht of moedermelk
  • Besmetting bv. door onveilige geslachtsgemeenschap en vieze naalden.
  • Seropositief 
  • Iemand die seropositief is, is besmet met het hiv virus. 
  • Wordt behandeld met hiv-remmers, maar kan niet genezen worden.

Slide 11 - Slide

Doelstelling 11
Je moet lichamelijke, geestelijke en sociale veranderingen in de puberteit kunnen noemen

Slide 12 - Slide

Lichamelijke veranderingen
Sociale veranderingen

  • Zelfstandiger opstellen
  • Graag deel uitmaken van een groepje
  • Soms last van nare gevoelens (eenzaamheid, onzekerheid)
  • De hypofyse geeft hormonen af waardoor voortplantingsorganen zich gaan ontwikkelen
Geestelijke veranderingen

  • Meer belangstelling voor anderen
  • Verliefd

Slide 13 - Slide

Doelstelling 12
Je moet de kenmerken van zaadcellen en eicellen kunnen noemen

Slide 14 - Slide

Zaadcellen
Eicellen
  • Erg klein
  • Kunnen zelf bewegen (met zweepstaart)
  • Bevatten geen reservevoedsel
  • Vele miljoenen per zaadlozing
  • Zijn in verhouding groot
  • Kunnen niet zelf bewegen
  • Bevatten veel reservevoedsel 
  • Meestal 1 eicel per 4 weken

Slide 15 - Slide

Verrijkingsstof 1
Je moet kunnen beschrijven hoe de NuvaRing, het vrouwencondoom, de prikpil, het spiraaltje en de sterilisatie zwangerschap kunnen voorkomen.

Slide 16 - Slide

NuvaRing
  • 1x in de maand in de vagina brengen. 
  • Geeft hormonen af waardoor er geen ovulatie optreedt
  • Erg betrouwbaar

Slide 17 - Slide

Vrouwencondoom
  • Voor de geslachtsgemeenschap in de vagina gebracht
  • Biedt ook bescherming tegen SOA's 
  • Betrouwbaar

Slide 18 - Slide

Prikpil
  • Om de drie maanden wordt een hormoon ingespoten dat de ovulatie remt.
  • Erg betrouwbaar
  • Kan wel bijwerkingen hebben (duurt een tijdje na het stoppen, voordat je weer vruchtbaar bent)

Slide 19 - Slide

Hormoonspiraaltje
Koperspiraaltje

  • Door het koperdraadje worden zaadcellen aangetast 
  • innesteling wordt bemoeilijkt
  • Betrouwbaar
  • Een soort ankertje
  • Ingebracht door huisarts, 5 jaar bescherming
  • Hormonen afgegeven, waardoor de bevruchting en innesteling bemoeilijkt wordt
  • Betrouwbaar

Slide 20 - Slide

Sterilisatie man
Sterilisatie vrouw

  • Eileiders worden onderbroken
  • Menstruatiesyclus (ovulatie en menstruatie) gaan door
  • Betrouwbaar
  • Onomkeerbaar (permanent)
  • Zaadleiders worden onderbroken
  • Betrouwbaar
  • Onomkeerbaar (permanent)

Slide 21 - Slide

Belangrijke afbeeldingen uit je boek

Van deze doelstellingen: afbeeding 34, 45, 48, 50, 51, 53, 60, 66 en 67

Van de vorige behandelde doelstellingen: afbeelding 9, 14, 16, 21 en 27

Slide 22 - Slide