5.2 Wat wordt de prijs?

5.2 Wat wordt de prijs?
1 / 28
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 55 min

Items in this lesson

5.2 Wat wordt de prijs?

Slide 1 - Slide

Vorige leerdoelen
Na afloop van deze les ken/kan ik ...
  1. ... het verschil uitleggen tussen automatisering en mechanisatie
  2. ... uitleggen wat het verschil is tussen kapitaal- en arbeidsintensief
  3. ... de verschillende productiefactoren benoemen

Slide 2 - Slide

Nakijken 5.2

Slide 3 - Slide

Leerdoelen
Na deze les: 
  1. Je kunt uitleggen waar de brutowinstopslag voor is.
  2. Je kunt de verkoopprijs berekenen.
  3. Je kunt de consumentenprijs berekenen.
  4. Je kunt vanuit de consumentenprijs het btw-bedrag berekenen.

Slide 4 - Slide

Mechanisatie en automatisering
  • Mechanisatie = machines nemen de spierkracht van mensen over
  • Automatisering = machines nemen het denkwerk van mensen over

Slide 5 - Slide

Wat is de inkoopprijs?
A
De prijs waarvoor een bedrijf goederen inkoopt
B
De prijs waarvoor een bedrijf goederen verkoopt
C
De prijs die we betalen om goederen te exporteren
D
De prijs die je betaalt in de winkel

Slide 6 - Quiz

Inkoopprijs
Voordat je goederen kunt verkopen, moet je ze eerst zelf inkopen.

Dit gebeurt meestal bij een groothandel.
De prijs die jij als winkelier voor de producten betaald, is de inkoopprijs

Slide 7 - Slide

Brutowinstmarge is het verschil tussen inkoop en verkoopprijs?
A
juist
B
niet juist

Slide 8 - Quiz

Wat is een andere naam voor brutowinstmarge
A
Verkoop
B
Brutowinstopslag
C
Omzet
D
Afzet

Slide 9 - Quiz

Brutowinstopslag 
Het bedrag dat jij bij de inkoopprijs optelt zodat je de tafel voor meer geld verkoopt, noem je de brutowinstopslag.
Meestal noteren we de brutowinstopslag als een percentage van de inkoopprijs.

Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag


Slide 10 - Slide

inkoop
verkoop

Slide 11 - Slide

  • Inkoopprijs €0,80 per muffin
Inkoopprijs:
de prijs die je als winkelier voor de producten betaalt
  • Verkoopprijs €1,20 per muffin
Verkoopprijs:
de prijs die je als winkelier berekent voor je product (aan de consument)
  • Brutowinst €0,40

Slide 12 - Slide

  • inkoopprijs
  • brutowinstopslag+
  • verkoopprijs

  • € 0,80
  • € 0,40  +
  • € 1,20

Slide 13 - Slide

BTW
Als je producten in de winkel gaat verkopen dan moet je BTW rekenen

21% : Normaal tarief
9%: Verlaagd tarief (eten en drinken)

Slide 14 - Slide

Consumentenprijs
Consumentenprijs = Verkoopprijs + Btw 


  • De  verkoopprijs was € 1,20.
  • Het gaat om eten, dus 9%
  • 1,20 : 100 x 109 = 1,31

Slide 15 - Slide

Dus......
Inkoopprijs + brutowinstopslag = verkoopprijs
Verkoopprijs + btw = consumentenprijs


Slide 16 - Slide

Samen doen opdracht 12
  • De inkoopprijs is € 8
  • De brutowinstopslag is 75%
  • De btw is 21% 
  • Bereken de consumentenprijs

  • 1) 8 : 100 x 75 = 6
  • 2) verkoopprijs = 8 + 6 = 14
  • 3) 14 : 100 x 121 = 16,94

Slide 17 - Slide

De inkoopprijs van de muffin was 0,80 euro. De brutowinstopslag is 35%. Wat wordt de verkoopprijs?

Slide 18 - Open question

Je hebt een eigen meubelzaak. Je koopt een eettafel in voor €800.
Omdat je geld wil verdienen aan de spullen die je verkoopt, zet je 40% winstmarge erop. Wat is de verkoopprijs?

Slide 19 - Open question

Je hebt een eigen meubelzaak. Je koopt een eettafel in voor €800.
Omdat je geld wil verdienen aan de spullen die je verkoopt, zet je 40% winstmarge erop. Hoeveel euro is dat?

Slide 20 - Open question

Omzet & afzet
Afzet:
  • het aantal producten dat je verkoopt
  • bijvoorbeeld: 14 muffins
Omzet:
  • het totale bedrag dat een bedrijf ontvangt door de verkoop van producten
  • (de inhoud van de kassa!!)

Slide 21 - Slide

Omzet
Omzet:
  • je hebt 14 muffins verkocht
  • ze kosten € 1,20 per stuk
  • wat is je omzet?
  • 14 x 1,20 = € 16,80


omzet =  afzet  x  verkoopprijs

Slide 22 - Slide

Wat is omzet?
A
Afzet x inkoopprijs
B
Inkoopprijs x verkoopprijs
C
Afzet x verkoopprijs
D
Afzet : verkoopprijs

Slide 23 - Quiz

Ik heb 300 broodjes verkocht van 2,95. Wat is mijn omzet?

Slide 24 - Open question

Ik heb 10 broodjes verkocht voor in totaal 30 euro. Wat is de verkoopprijs per broodje?

Slide 25 - Open question

Zelfstandig aan het werk 
timer
15:00
Opdracht: 
Maak nu zelfstandig opgave 2 t/m 11 op blz 134 t/m 137. Je mag overleggen
Schrijf de volledige antwoorden in je boek, inclusief formule!
Hulp nodig? In deze volgorde: 
1. Boek
2. Klasgenoot
3. Docent

Je krijgt 15 minuten de tijd
Klaar? 

Controleren door docent

Slide 26 - Slide

Welke nieuwe begrippen heb je deze les geleerd?

Slide 27 - Slide

Volgende keer....
Paragraaf 5.3

Slide 28 - Slide