4H H5 zouten zouthydraten wk 51

• Scheikunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

H5 zouten

afronden zouthydraten

vorige les: practicum

uitgevoerd: Na₂CO₃·x H₂O (s)  --> Na₂CO₃   + x H₂O (g)

(= zouthydraat verwarmen levert --> watervrij zout en water)

vraag: waar staat x voor?

1. gram water
2. mol water
3. mol water ten opzichte van mol Na2CO3
4. aantal waterdruppels

uitleg

Na₂CO₃·x H₂O (s) --> Na₂CO₃ + x H₂O (g)

(= zouthydraat verwarmen levert --> watervrij zout en water)

vraag: waar staat x voor?

Er staat een reactievergelijking en x staat voor het aantal H₂O moleculen ten opzichte van het aantal Na₂CO₃ deeltjes. 

Dat kan in deeltjes, maar ook in mol.

opg 35
blauwkleuring
micro of macro?

1. micro, want je kunt de kleur zien met het blote oog
2. macro, want je kunt de kleur zien met het blote oog
3. micro, want zout is heel klein
4. macro, want zoutkorrels kun je voelen

opg 35
hydratatie van ionen
micro of macro?

1. micro, want je kunt het water zien met het blote oog
2. macro, want je kunt het water zien met het blote oog
3. micro, want een ion is te klein om te zien, het is een model
4. macro, want ionen kun je zien

energie diagram analyseren:
na opname van water siste het zout en het werd warm. Was er sprake van een exotherme of endotherme reactie?

1. warmte kwam vrij dus endotherm
2. warmte kwam vrij dus exotherm

energie diagram analyseren:
na opname van water siste het zout en het werd warm. Staan de producten hoger of lager dan de beginstoffen in het energie diagram?

1. warmte kwam vrij, dus producten staan lager
2. warmte kwam vrij, dus producten staan hoger

energiediagram van exotherme reactie

producten staan lager

Jeroen maalt een gipsen beeldje tot poeder. Hij wil het gemalen gips gebruiken om een nieuw figuurtje te maken. Wat moet hij dan achtereenvolgens doen?

1. gips is watervrij, dus water erbij doen en gebruiken
2. gips is een zouthydraat, dus eerst verhitten om water kwijt te raken
3. gips is een zouthydraat, dus verhitten en daarna water toevoegen om mee te werken
4. gips is een zouthydraat, dus eerst water toevoegen om het op te lossen

Calciumchloride is een zout dat wordt gebruikt om waterdamp uit de lucht op te nemen.
Hierbij ontstaat het hydraat calciumchloridehexahydraat.
Wat is de formule?

1. CaCl + 6 H2O
2. CaCl2 + 6H2O
3. CaCl*6H2O
4. CaCl2*6H2O

Bereken hoeveel gram water kan worden opgenomen

door 15 gram CaCl₂.

hoe zet je deze berekening op?

CaCl₂ + 6H₂O --> CaCl₂*6H₂O

gegeven:

15 gram

... mol

gevraagd:

... gram H₂O

...mol

je begint met een schema

daarna vul je de gegevens in

wat is gegeven, wat is gevraagd?

welke informatie heb je nodig? 

mol-gram tabel?

na de uitleg zelf maken

opgave 41, 43, 44a van 5.3

we hebben al een paar details besproken

nieuwe term: molariteit

staat niet in boek bij H5, 

dus overnemen in je schrift als aantekening

molariteit = mol/L

Concentratie (mol/L): aantal mol van een deeltjessoort (molecuul, ion, zout), aanwezig in één liter oplossing.

 

Molariteit (mol/L): aantal mol van een deeltjessoort (molecuul, ion, zout), opgelost tot één liter oplossing.

voorbeeldje 1

• ik los 0.5 mol CaCl₂ op in 1.0 Liter water
• de molariteit van CaCl₂ is 0.5 mol/L of 0.5 M
• ik los nu  0.5 mol CaCl₂ op in 2.0 Liter water
• wat is de molariteit van CaCl₂ nu?

voorbeeldje 1

• ik los 0.5 mol CaCl₂ op in 1.0 Liter water
• de molariteit van CaCl₂ is 0.5 mol/L of 0.5 M
• ik los nu  0.5 mol CaCl₂ op in 2.0 Liter water
• wat is de molariteit van CaCl₂ nu?

mol	0.5	x = ...
L	2.0	1

maak een verhoudingstabel

waarin je uitrekent wat het aantal mol per 1 liter is.

voorbeeldje 2

ik los 0.5 mol CaCl₂ op in 1.0 Liter water

de molariteit van CaCl₂ is 0.5 mol/L of 0.5 M

a. wat is de molariteit van het Ca²⁺ ion?

b. wat is de molariteit van het Cl- ion?

ik los 0.5 mol CaCl2 op in 1.0 Liter water

wat is de molariteit van het Cl- ion?

1. CaCl2 : Cl- = 1:1 dus ook 0.5 mol/L
2. CaCl2 : Ca2+ = 1:2 dus 0.5*2 = 1.0 mol/L

ik los 0.5 mol CaCl2 op in 1.0 Liter water

wat is de molariteit van het Ca2+ ion?

1. CaCl2 : Ca2+ = 1:1 dus ook 0.5 mol/L
2. CaCl2 : Ca2+ = 1:3 dus 0.5/3 = 0.17 mol/L

nu even zelf nadenken: Ik los 2.0 mol K2S op in 0.5 L water

wat is de molariteit van het K2S?

(dus: wat is het aantal mol K2S dat in 1 liter zit?)

Zelfde situatie: Ik los 2.0 mol K2S op in 0.5 L water

wat is de molariteit van het K+ ion?

(dus: wat is het aantal mol K+ dat in 1 liter zit?)

aantekening

molariteit = mol/L 

= aantal mol van een opgelost deeltje in mol per 1 liter

andere schijfwijzen:

M = molariteit in mol/L

[Cl-] = molariteit van Cl--ionen in mol/L

Cl- is 0.5 molair = 0.5 mol/L

maak in de vakantie voor de volgende les

Maak van  “hoe reken je met molariteit” 

op blz 25 van het groene boekje
:

 Opgaven 1 abcd
, 2 ab en als het lukt mag je alvast 3a proberen!

tot in 2021 !!!