Om je behoeften te bevredigen kan je:
- Producten consumeren (kopen). Dit kost geld.
1. Goederen (tastbaar): Gebruiks- of verbruiksgoederen
2. Diensten (activiteiten)
- Of aan zelfvoorziening doen. Dit kost tijd.
Je kan je middelen verschillend inzetten. Geld en tijd zijn dus alternatief aanwendbaar.