samenvatting SE4

samenvatting SE4
1 / 47
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

samenvatting SE4

Slide 1 - Slide

KRACHTEN

Slide 2 - Slide

Regels in de klas:

  • Op je plek blijven zitten
  • Aan het werk als je moet werken
  • Werken met potlood
  • Neem je rekenmachine altijd mee

Slide 3 - Slide

Hoe ziet de les eruit


  • Uitleg Krachten
  • bespreken diagnostische toets
  • Zelf aan het werk, als er tijd is
  • Afsluiten

Slide 4 - Slide

Wat gaan wij bespreken
  • Hoe tekenen wij krachten
  • Hoe kan je krachten ontbinden
  • Hoe kan je krachten samenstellen
  • Hoe bereken je de zwaartekracht
  • welke soorten krachten zijn er

Slide 5 - Slide

Dus ...
Krachten kunnen we niet zien!

Je ziet alleen het effect van de kracht

Beweging veranderd                        Vorm veranderd
      - snelheid veranderd                  - Plastisch (blijvend)
      - Richting veranderd                  - Elastisch (veert terug)

Slide 6 - Slide

krachten tekenen
  • beginnen in aangrijpingspunt
  • hebben een richting
  • de krachtpijl heeft een bepaalde grootte
  • de gebruikte schaal wordt erbij geschreven

Slide 7 - Slide

Verschillende soorten krachten
Fz
Fv
Fspan
Fspier
Fwr
Fmag
Felek
Fn
  • zwaartekracht
  • veerkracht
  • spankracht
  • Spierkracht
  • wrijvingskracht
  • magnetische kracht
  • elektrische kracht
  • Normaalkracht

Slide 8 - Slide

ZWAARTEKRACHT Fz
Kracht waarmee de aarde aan een voorwerp trekt.

Fz = m x g
g is de valversnelling, op aarde 9,81 N/kg of 10N/kg
Op de maan is g kleiner, dus Fz ook kleiner.


Slide 9 - Slide

Krachten zijn vaak in evenwicht

Slide 10 - Slide

Veer- en zwaartekracht
Zwaarte- en normaalkracht

Slide 11 - Slide

Krachten samenstellen
Om te kijken wat er met het voorwerp gaat gebeuren, moet je alle krachten bij elkaar doen.
De kracht die dan overblijft, is de RESULTANTE of de NETTO KRACHT

Slide 12 - Slide

KRACHTEN SAMENSTELLEN
Gaan de krachten tegenovergestelde kant op dan trekken wij ze van elkaar af. 
Fres = F1 - F2...

Slide 13 - Slide

KRACHTEN SAMENSTELLEN
Gaan de krachten dezelfde kant op dan tellen wij ze op. 
Fres = F1 + F2...

Slide 14 - Slide

Hoe doen wij dit?

Slide 15 - Slide

Hoe doen wij dit?
  • Teken de krachten in de juiste hoek
1N = 1cm

Slide 16 - Slide

Hoe doen wij dit?
  • Teken de krachten in de juiste hoek
  • maak de ruit (paralellogram) af
1N = 1cm

Slide 17 - Slide

Hoe doen wij dit?
  • Teken de krachten in de juiste hoek
  • maak de ruit (paralellogram) af
  • teken een pijl vanuit punt pa naar de tegenovergestelde hoek
1N = 1cm

Slide 18 - Slide

Hoe doen wij dit?
  • Teken de krachten in de juiste hoek
  • maak de ruit (paralellogram) af
  • teken een pijl vanuit punt pa naar de tegenovergestelde hoek
  • Meet de lengte van de pijl en bepaal met behulp van de krachtenschaal de grote van de kracht
1N = 1cm

Slide 19 - Slide

Hier zie je een sloopkogel.

Er werken drie krachten op de sloopkogel teken deze krachten in de tekening. 

Slide 20 - Slide

Teken eerst alle krachten.

De kracht regel is voor ontbinding van krachten dat alle krachten dezelfde aangrijpingspunt krijgen. Verleng hiervoor de Fb en Fa Naar beneden toe,

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Nu spiegel je de kracht aan de tegenovergestelde kant, begin je lijn bij de pijlpunt van Fz. (vorm een ruit) 

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Waar de gespiegelde lijnen de verlengde lijnen aanraken, is waar de pijlpunt van je kracht komt. 

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Nu meet je de krachtvectoren op. 

Fz= .....cm
Fa=......cm
Fb=......cm

Slide 27 - Slide

Nu meet je de krachtvectoren op. 

Fz= .....cm
Fa=......cm
Fb=......cm

Bereken eerst Fz.

Slide 28 - Slide

Nu meet je de krachtvectoren op. 
Fz= .....cm
Fa=......cm
Fb=......cm

De sloopbal weegt 150kg
 Fz = m x g               m = 150kg
      =  150 x 10            g = 10 N/kg
Fz = 1500N
   
 
                              

Slide 29 - Slide

Nu meet je de krachtvectoren op. 
Fz= .....cm
Fa=......cm
Fb=......cm

Fz = 1500N
na bepaal je de krachtenschaal
Fz =.... cm = 1500N
1cm Fz = 1500/ ........cm = 
Dus elke cm = ......N
   
 
                              

Slide 30 - Slide

Nu meet je de krachtvectoren op. 
Fz= .....cm
Fa=......cm
Fb=......cm

Dus elke cm = ......N
Fa = .......cm x ...........N =
Fb = .......cm x ..........N = 
   
 
                              

Slide 31 - Slide

Je kan krachten verdelen in twee categorieรซn

- voortstuwende kracht
- tegenwerkende kracht
Wanneer een voorwerp een constante snelheid heeft of stilstaat zijn deze krachten in evenwicht.

Slide 32 - Slide

Tegenwerkende krachten
luchtwrijving
rolwrijving

Slide 33 - Slide

De nettokracht bepaald de richting en snelheid waarmee een voorwerp beweegt.

Slide 34 - Slide

Hoe was je inzet?
๐Ÿ˜’๐Ÿ™๐Ÿ˜๐Ÿ™‚๐Ÿ˜ƒ

Slide 35 - Poll

welke cijfer geef je de les van vandaag?
0100

Slide 36 - Poll

Hoe vult de juf zich na deze les?
๐Ÿ˜’๐Ÿ™๐Ÿ˜๐Ÿ™‚๐Ÿ˜ƒ

Slide 37 - Poll

welke cijfer geeft de juf de les van vandaag?
0100

Slide 38 - Poll

Je kan de kracht berekenen die nodig is om een voorwerp een bepaalde snelheid te geven. 
horizontal links/rechts
F = m x a
F = Kracht in Newton N
m = massa in kilogram kg
a  = versnelling in m/s
2
Vertical (omhoog/ omlaag)
F = m x g
F = Kracht in Newton N
m = massa in kilogram kg
g = valversnelling in 10 m/s
2

Slide 39 - Slide

Om een voorwerp in beweging te brengen heb je energie nodig. 
Energie is eigenlijk de hoeveelheid kracht dat je nodig heb om een voorwerp 1 meter te verplaatsen.
Dit noemen wij ook de arbeid.
W = F x s
W = Work, arbeid Nm
F = Force, kracht N
s = space, afstand m

Slide 40 - Slide

1 Nm = 1 J(oul)

Slide 41 - Slide

Moment
moment zegt eigenlijk dat op elke meter van een arm dezelfde hoeveelheid kracht komt als wat je erop zet.
M = F x l
M= moment NM
F= Force, kracht N
L = lenght, lengte M

Slide 42 - Slide

Bij een dubbele hefboom maken wij gebruik van de momentenwet
Een hefboom is in evenwicht als de sommen van de momenten linksom gelijk is aan de sommen van de momenten rechtsom
M1 = M2
F1 x l1 = F2 x l2

Slide 43 - Slide

Vaste katrol
  • Veranderd de grote van de kracht niet

  • Veranderd de richting van de kracht

Slide 44 - Slide

Losse katrol
  • veranderd de grote van de kracht die je moet gebruiken

  • De kracht verdeel je over het aantal stukken touw bij de losse katrol

Slide 45 - Slide

Hoeveelheid touw die je nodig heb bij een losse katrol is afhankelijk van de afstand dat je de voorwerp moet verplaatsen. 

hoeveelheid touw nodig (l) = afstand (h) x n (aantal stukken touw)
l = h x n

Slide 46 - Slide

Kracht berekenen
F
=
A
___
P = pressure,  druk 1 Pa = 1 N/mยฒ = 10,000 N/cmยฒ
F= force, kracht N
A = area, oppervlakte mยฒ

Slide 47 - Slide