T2 semaine 2: herhaling bijv. naamw.

T2 week 2
herhaling bijvoeglijk naamwoord + afrondende opdracht
1 / 21
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

T2 week 2
herhaling bijvoeglijk naamwoord + afrondende opdracht

Slide 1 - Slide

Objectifs
Aan het eind van de les heb je de volgende doelen behaald:
  1. Ik ken de belangrijkste bijvoeglijke naamwoorden in het Frans.
  2. Ik weet hoe ik een bijvoeglijk naamwoord in het Frans gebruik.
  3. Ik weet wat ik voor mijn afrondende opdracht moet doen en wanneer ik deze in moet leveren.

Slide 2 - Slide

Adjectif 
Bijvoeglijk naamwoord 

Slide 3 - Slide

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?


Zegt iets over een zelfstandig naamwoord (dingen/personen). 

Les fleurs rouges
La bonne nourriture 

Slide 4 - Slide

Waar staat een bijvoeglijk naamwoord in het Frans?


Meestal na een zelfstandig naamwoord. 
- Les fleurs rouges
Uitzondering:
beau, bon, joli, haut, long, petit, grand, nouveau, vieux, gros, mauvais 

Ex. la bonne nourriture  = het lekkere eten

Slide 5 - Slide

Hoe maak je een bijvoeglijk naamwoord?
                         Mannelijk             Vrouwelijk 
Enkelvoud              -                              e
Meervoud               s                            es

Le portable noir                                     La télé noire 
Les portables noirs                              Les télés noires

Slide 6 - Slide

Onregelmatige bn die voor een zn staan
                     Mannelijk                                Vrouwelijk 
                     Enkelvoud    Meervoud     Enkelvoud    Meervoud  
(Goed)       bon                  bons                    bonne                 bonnes
(Mooi)        beau               beaux                  belle                    belles 
(Nieuw)     nouveau       nouveaux           nouvelle            nouvelles 
(Oud)          vieux              vieux                    vieille                   vieilles 

Slide 7 - Slide

Waar zegt een bijvoeglijk naamwoord iets over?
A
Werkwoord
B
Lidwoord
C
Zelfstandig naamwoord
D
Ander bijvoeglijk naamwoord

Slide 8 - Quiz

Staat een bijvoeglijk naamwoord voor of achter een zelfstandig naamwoord?
A
Alleen ervoor
B
Alleen erachter
C
Kan allebei

Slide 9 - Quiz

Geef een voorbeeld van een bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands wat je in je opdracht zou kunnen gebruiken en dat iets zegt over een kledingstuk/accessoire/geurtje.

Slide 10 - Open question

Welk woord in deze zin is een bijvoeglijk naamwoord?

C'est un pantalon noir
A
un
B
c'est
C
pantalon
D
noir

Slide 11 - Quiz

Welk woord in deze zin is een bijvoeglijk naamwoord?

Paris est une belle ville
A
Paris
B
belle
C
ville
D
une

Slide 12 - Quiz


(Mooi, leuk) C'est une _____ veste.
A
jolie
B
jolis
C
joli
D
jolies

Slide 13 - Quiz


(Goede) C'est un _____ mannequin.
A
bonnes
B
bonne
C
bons
D
bon

Slide 14 - Quiz

Welke zin is goed?
1. Les jaunes jupes.
2. Les jupes jaunes.
A
1
B
2
C
Beide zinnen

Slide 15 - Quiz

Nog even opfrissen: afrondende opdracht: inspiratie

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Wat is een slogan?
Een korte, pakkende zin die je makkelijk onthoudt en die iets zegt over een merk.

Voorbeelden:

Chanel: 'Là commence la beauté =  Daar begint schoonheid.

Just do it. Nike.

Le coq sportif - Jeu d'équipe, jeu de famille = teamspel, familiespel



Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Weet je nu weer hoe je het bijvoeglijk naamwoord gebruikt in het Frans?
A
Ja, wist ik sowieso nog.
B
Ja, dit heeft me geholpen.
C
Ik heb nog hulp nodig.

Slide 20 - Quiz

Ik weet wat ik voor de afrondende opdracht moet doen en heb een planning gemaakt.
A
Ja, ik weet het en heb een planning.
B
Ja, ik weet het, maar heb nog geen planning.
C
Nee, ik weet het niet maar ik vind het wel.
D
Nee, ik weet het niet en heb hulp nodig.

Slide 21 - Quiz