Hoe wordt de tijd voorafgaand aan de Franse revolutie ook wel genoemd?
1 / 18
next
Slide 1: Open question
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2
This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Hoe wordt de tijd voorafgaand aan de Franse revolutie ook wel genoemd?
Slide 1 - Open question
Wanneer en met welke gebeurtenis begon de Franse Revolutie?
A
1788 misoogsten en hoge graanprijzen
B
1789, oprichting Nationale Vergadering
C
bestorming Bastille in 1789
D
1791 invoering nieuwe grondwet
Slide 2 - Quiz
Wat is geen oorzaak van de Franse Revolutie?
A
Lodewijk XVI wordt terechtgesteld
B
De 3de stand mocht niet meebslissen
C
er waren misoogsten
D
Lodewijk XVI had grote schulden
Slide 3 - Quiz
Vul in: "Tijdens de Franse Revolutie kwam het Franse volk in opstand voor vrijheid, ......... en broederschap."
A
eerlijkheid
B
gelijkheid
C
kwijtschelding van belasting
D
democratie
Slide 4 - Quiz
Tijdens de Revolutie werd de Franse koning onthoofd. Welke Lodewijk?
A
Lodewijk XIII
B
Lodewijk XIV
C
Lodewijk XV
D
Lodewijk XVI
Slide 5 - Quiz
Twee uitspraken:
I. De bestorming van de Bastille is een oorzaak van het ontstaan van de Franse Revolutie.
II. Door de bestorming van de Bastille komt de Franse Revolutie tot zijn einde.
A
Alleen uitspraak I is juist
B
Alleen uitspraak II is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist
Slide 6 - Quiz
Bekijk de prent.
Welke zin over de prent is juist?
A
De tekenaar was een voorstander van de standenmaatschappij.
B
De tekening is getekend ná de Franse Revolutie.
C
De tekening is getekend vóór de Franse Revolutie.
D
Geen van de zinnen over de prent is juist.
Slide 7 - Quiz
De Franse Revolutie was een ....... en een ...... verandering. Welke twee woorden horen op de stippellijntjes?
A
economische en culturele
B
economische en sociale
C
politieke en culturele
D
politieke en sociale
Slide 8 - Quiz
Vier beweringen over de Franse republiek in de 18e eeuw. Welke bewering is juist?
A
De democratische revolutie in Frankrijk was een groot succes.
B
De revolutionairen vochten tegen gelijke rechten voor iedereen.
C
Radicale revolutionairen veroordeelden andersdenkenden tot de guillotine.
D
Lodewijk XVI verloor na 1792 zijn absolute macht, maar bleef staatshoofd.
Slide 9 - Quiz
Lees de bron met uitspraken van Robespierre. Welke zin is juist.
A
Robespierres ideaal was een maatschappij waarin onmiddellijke en strenge rechtvaardigheid is.
B
Robespierre zag de terreur als een oorzaak van de Franse Revolutie.
C
De Franse Revolutie en terreur hadden volgens hem niets met elkaar te maken
D
Robespierre zag de terreur als een resultaat van de Franse Revolutie.
Slide 10 - Quiz
1. Duizenden edelen en geestelijken werden vermoord; 2. In heel Frankrijk kwamen boeren en burgers in opstand tegen koning, adel en geestelijkheid; 3. In Parijs ging het gerucht dat koning Lodewijk XVI het leger wilde inzetten tegen het volk; 4. Op 14 juli bestormde een woedende menigte de Bastille (zie afbeelding). Wat is de juiste tijdsvolgorde van bovenstaande zinnen?
A
3 --> 4 --> 2 --> 1
B
3 --> 4 --> 1 --> 2
C
3 --> 2 --> 4 --> 1
D
3 --> 2 --> 1 --> 4
Slide 11 - Quiz
De derde stand was teleurgesteld met de uitkomst van de bijeenkomst van de Staten-Generaal in mei 1789.
Wat was de reactie van de Derde stand op deze teleurstelling?
A
De derde stand bestormde de Bastille in Parijs. Deze opstand sloeg snel over naar het platteland.
B
De derde stand riep zichzelf uit tot Nationale Vergadering. Zij wilden een grondwet maken.
C
De derde stand schreef een manifest aan de koning, waarin stond dat hij moest aftreden
D
De derde stand begon de Franse Revolutie door zelf de macht in handen te nemen(staatsgreep)
Slide 12 - Quiz
Welke drie veranderingen werden na de Franse revolutie ingevoerd in Frankrijk?
De standenmaatschappij werd afgeschaft.
Er kwam een vernieuwde grondwet.
Er kwam een grondwet.
Er kwam een democratie.
Er kwam een revolutie.
Er kwam een monarchie.
Slide 13 - Drag question
Zet de zinnen in de juiste volgorde van tijd. Begin met de gebeurtenis die het langst geleden is.
Een groep burgers maakt bekend dat zij zonder de eerste en tweede stand gaan vergaderen.
De Bastille wordt aangevallen: de Franse Revolutie is begonnen.
De derde stand wil dat ook edelen en geestelijken belasting gaan betalen.
De edelen en de geestelijken stemmen tegen en er verandert dus niets.
De koning roept een vergadering van de drie standen bij elkaar.
Slide 14 - Drag question
Wat heeft Napoleon zelf te danken aan de Franse revolutie?
Slide 15 - Open question
Wat heeft de Verlichting met de aanloop naar de Franse Revolutie te maken?
Slide 16 - Open question
Toen Lodewijk XVI als absoluut vorst aan de macht kwam, kreeg hij te maken met problemen die door zijn voorgangers waren veroorzaakt. De Staten Generaal werd bij elkaar geroepen. Het werd geen succes. Leg dit uit door achtereenvolgens: a. op te schrijven waarom de Franse koning Lodewijk XVI de Staten Generaal bij elkaar riep b. vervolgens voor de drie verschillende standen uit te leggen wat bij die vergadering hun wensen waren c. en tenslotte te noteren waartoe de derde stand uiteindelijk besloot.
Slide 17 - Open question
1. Een koning krijgt zijn macht van het volk en als de koning zijn werk slecht doet, mag het volk in opstand komen. 2. Het volk moet zichzelf regeren. 3. Machtsmisbruik is te voorkomen door de wetgevende, de uitvoerende en de rechtsprekende macht te scheiden. Hierboven staan drie uitspraken. Van welke verlichte denkers komen deze uitspraken? Noteer de drie namen in de juiste volgorde.