ON, IN, AT kun je gebruiken bij TIJD (we'll meet in ten minutes, on Monday at 10 a.m.)
maar ook bij PLAATSEN
ON oppervlaktes & openbaar vervoer
Your bag is on the table.
I'm on the bus.
IN wegen, steden, landen en binnen andere grote gebieden (oosten/westen etc.) én voor afgesloten ruimtes
My aunt lives in Meadow Road in London.
The shop is in the east part of the town.
We are in the classroom.
AT huisnummers en namen van gebouwen
We are at school.
He lives at number 11.