grammar week 1

Can and to be able to
1 / 12
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Can and to be able to

Slide 1 - Slide

Today:
- Herhalen Chapter 3
- oefenen met opdracht
- Leren Vocab chapter 4 (quizlet)

Slide 2 - Slide

to be

Slide 3 - Mind map

Can and to be able to
Er zijn in het Engels 2 manieren om aan te geven dat iemand iets kan:

1. can + heel werkwoord
2. to be able to + heel werkwoord
--> LET OP: to be moet je wel in de juiste vorm zetten!! am/is/are

Slide 4 - Slide

Can
Je gebruikt can
                als je het hebt over vaardigheden! dansen, zingen, voetballen, etc.

He can dance really well!
She can sing.
I can play football.

Slide 5 - Slide

to be able to
Je gebruikt to be able to
                als iemand in staat is iets te doen. Naar school gaan, feestje bezoeken.....

He is able to go to school.
They are able to go to the party tonight.

Slide 6 - Slide

David ____ (paint) beautiful paintings.
A
can paint
B
is able to paint
C
can painting
D
is able to painting

Slide 7 - Quiz

Her parents ____ (bring) her to the museum.
A
are able to bring
B
is able to bring
C
can bring
D
can brought

Slide 8 - Quiz

vragend
Om een zin met 'can' vragend te maken, draai je het onderwerp en de pv om.

Mary can sing.
Can Mary sing?

Slide 9 - Slide

vragend
Om een zin met 'to be able to' vragend te maken, draai je het onderwerp en de pv om.

Ken is able to raise enough money.
Is Ken able to raise enough money?

Slide 10 - Slide

ontkennend
Om een zin met 'can' ontkennend te maken zet je 't achter can
The teachers can explain the subject.
The teachers can't explain the subject.

Slide 11 - Slide

ontkennend
Om een zin met 'to be able to' ontkennend te maken, zet je n't achter de  vorm van to be. Let op: dit mag niet bij am!
The teachers are able to explain everything.
The teachers aren't able to explain everything.

Slide 12 - Slide